ECLI:NL:GHARL:2017:2101

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
21-006072-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van taakstrafambtenaren met hogere gevangenisstraf opgelegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een taakstrafambtenaar, was eerder veroordeeld voor omkoping en valsheid in geschrift. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar verhoogde de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte had zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan het afkopen van taakstraffen van taakgestraften, waarbij zij valse urenlijsten invulden. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen in de integriteit van ambtenaren had geschaad. De verdachte had een meewerkende proceshouding, wat leidde tot een deels voorwaardelijke straf. Uiteindelijk werd een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen dergelijke misstanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006072-15
Uitspraak d.d.: 21 februari 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 oktober 2015 met parketnummer 16-703112-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient dat vonnis in zoverre met overneming en aanvulling van die gronden te worden bevestigd, met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan en met verbetering van de aan te halen wetsartikelen.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van het afkopen van de taakstraf door [betrokkene 1] overweegt het hof in aanvulling op het vonnis van de rechtbank het volgende. [verdachte] heeft bij de politie verklaard over personen die bij hem en [medeverdachte] taakstraffen afkochten. Zij werden door taakgestraften benaderd met de vraag of zij iets konden regelen. Het geld dat zij van de taakgestraften ontvingen werd verdeeld tussen hem en [medeverdachte] . Deze werkwijze is volgens [verdachte] een automatisme geworden. [1] [verdachte] heeft verklaard dat zij voor [betrokkene 1] ook uren hebben afgetekend terwijl hij niet had gewerkt, maar dat [betrokkene 1] hen niet heeft betaald. Gelet op de werkwijze zoals door [verdachte] beschreven bij de politie over het afkopen van taakstraffen in het algemeen, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat in het geval van [betrokkene 1] wel de niet gewerkte uren zouden zijn afgetekend, maar niet is betaald.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en passieve omkoping.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben urenlijsten van taakgestraften valselijk ingevuld en de taakgestraften, waaronder [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met geld hun taakstraf laten afkopen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren, ook medewerkers van de reclassering, hun taak zorgvuldig en correct verrichten. Daarnaast moet de samenleving erop kunnen vertrouwen dat door rechters opgelegde taakstraffen ook daadwerkelijk worden geëxecuteerd. Verdachte heeft door zijn handelen de taakgestraften in staat gesteld zich aan de hen opgelegde straffen te onttrekken.
Verdachte is slechts uitgegaan van zijn eigen gewin en is volledig voorbij gegaan aan zijn plicht om als ambtenaar (werkmeester van de reclassering) de aan hem opgedragen taak uit te voeren, te weten de executie van door rechters opgelegde taakstraffen.
Daarnaast moet de overheid kunnen vertrouwen op de loyaliteit en betrouwbaarheid van de eigen ambtenaren. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan is dat vertrouwen geschaad. De omkopingen vonden niet slechts incidenteel plaats. Verdachte beschrijft bij de politie een praktijk die al lang bezig is. Het was volgens verdachte een automatisme geworden. Hiervoor kan geen enkel begrip worden opgebracht en het hof rekent dit verdachte zeer zwaar aan. Het feit dat verdachte volgens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 januari 2017 niet eerder is veroordeeld doet daaraan niet af.
Al het voorgaande in aanmerking nemende doet de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de feiten. Het hof is dan ook van oordeel dat aan verdachte een langere gevangenisstraf moet worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd. De gestelde strafverlagende omstandigheden kunnen hier niet aan afdoen. Gelet op de meewerkende proceshouding van verdachte zal het hof wel een gedeelte van die straf voorwaardelijk opleggen. Alles afwegend is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 225 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. P. van Dijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.I.D. Leene, griffier,
en op 21 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 februari 2017.
Tegenwoordig:
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. D. Mientjes, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , als bijlage op pagina 81-84 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2013 013126, gesloten en getekend op 16 januari 2014.