ECLI:NL:GHARL:2017:1996

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
21-003721-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen tegen personen en goederen in Utrecht met verfbommen en vuurwerk

Op 23 en 24 mei 2013 vond er in Utrecht een gewelddadige actie plaats waarbij verdachten verfbommen en vuurwerk gooiden vanuit het Ubicapand. Deze acties leidden tot schade aan eigendommen en stelden zowel goederen als personen in gevaar. De verdachten, waaronder de appellant, werden beschuldigd van openlijk geweld plegen in vereniging. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, voldoende betrokkenheid had bij de gewelddadige handelingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en legde een zwaardere straf op, bestaande uit een gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 120 uur. De vorderingen van de benadeelde partijen, de gemeente Utrecht en de politie, werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke onrust die door de acties van de verdachten was veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003721-15
Uitspraak d.d.: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 7 april 2015- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 juni 2013 met parketnummer 16-661517-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 februari 2016 en 21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. W.H. Jebbink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover thans nog van belang, vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- voor zover thans nog van belang, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2013 en/of 25 mei 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [naam markt] , - onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen
- openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) en/of een of meer pand(en) en/of goed(eren), te weten:
-het Stadhuis Utrecht, welk geweld bestond uit het bekladden van een gevel en het vernielen van een of meer ra(a)m(en) en/of het gooien van verfbommen tegen het pand, althans het bekladden/besmeuren van het pand met verf en/of
-Snackbar [naam snackbar] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen (de voorzijde en zijkant van) het pand, althans het bekladden/besmeuren van het pand met verf en/of - [naam restaurant] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel en/of het terras en/of een of meer stoel(en) en/of tafel(s) , althans het bekladden/besmeuren van het pand en/of terras en/of de stoel(en) en/of tafel(s) met verf en/of - [winkel 1] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel van het pand, althans het bekladden/besmeuren van het pand met verf en/of
- [winkel 2] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel van het pand, althans het bekladden/besmeuren van het pand met verf en/of
-De Politie, welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen naar een of meer politievoertuig(en) en/of uniform(en) en/of ondersteuningsmiddel(en) (te weten een of meer portofoon(s)) althans het bekladden/besmeuren van voornoemd(e) goed(eren) met verf en/of - [betrokkene] , welk geweld bestond uit het gooien van (een) verf(bom)(men) in de richting van die [betrokkene] (ten gevolge waarvan er verf tegen/in het oog van die [betrokkene] is gekomen) en/of
-een of meer verbalisant(en), welk geweld bestond uit het gooien van (een) verf(bom)(men) en/of een of meer (bier)flesje(s) tegen een of meer verbalisant(en) en/of
- [verbalisant 1] (hoofdagent van Politie Utrecht) en/of [verbalisant 2] (aspirant van Politie Utrecht) en/of [verbalisant 3] (surveillant van politie Utrecht) en/of [verbalisant 4] (agent van politie Utrecht), welk geweld bestond uit het gooien van vuurwerk naar en/of afsteken van vuurwerk in de richting van die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] en/ of die [verbalisant 3] en/of die [verbalisant 4] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van het in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Voorts heeft de Hoge Raad het medeplegen als bestanddeel van de delictsomschrijving van art. 141 Sr (“in vereniging”) in vervolg op een aantal arresten over medeplegen aldus nader omschreven: De rechter zal (…) moeten beoordelen of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op - en wordt ook frequent toegepast bij - openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus zeker ook bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen (HR 5 juli 2016,
ECLI:NL:HR:2016:1320, NJ 2016/418).
De raadsman heeft aangevoerd dat er twee tijdvakken moeten worden onderscheiden waarin de tenlastegelegde handelingen zijn gepleegd, te weten het tijdvak tussen (globaal) 22.45 uur en 0.00 uur en het tijdvak van na 01.20 uur. De in het pand aangetroffen personen kunnen slechts in verband worden gebracht met handelingen die na 01.20 uur zijn waargenomen.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
De politierechter heeft hierover het volgende overwogen, en het hof neemt deze overwegingen over.
“Op grond van voornoemde bewijsmiddelen staat voor de politierechter vast dat vanaf het dak van het Ubicapand respectievelijk vanuit het Ubicapand vuurwerk en verfbommen zijn
gegooid, waarbij een zodanige kracht is aangewend dat goederen en personen in gevaar zijn
gebracht. Er is derhalve sprake van openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141 van
het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens heeft de politierechter de vraag te beantwoorden of verdachte als pleger van dit delict is aan te merken. De politierechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is aangetroffen in het Ubicapand. Gelet op de berichtgeving op internet, de wijze
waarop het Ubicapand was geprepareerd, de openlijk in het pand aangetroffen verfbommen
en de materialen om deze verfbommen te maken, het aangetroffen vuurwerk, de aangetroffen verpakkingen van bivakmutsen, de aangetroffen installaties om de politie de toegang tot het pand te bemoeilijken, is het naar het oordeel van de politierechter duidelijk dat de actie goed was voorbereid. Zelfs het moment waarop de actie startte was onmiskenbaar gepland, gezien het feit dat de politie werd geactiveerd door het in de brand steken van autobanden voor het Ubicapand door personen die uit dat pand kwamen.
Gelet op deze omstandigheden is de politierechter van oordeel dat allen die in het pand
aanwezig waren willens en wetens bereid waren om de confrontatie met de politie aan te
gaan en dat zij, gezien de zichtbare aanwezigheid van vuurwerk en verfbommen, wisten dat
bij deze confrontatie geweld zou worden toegepast. Verdachte, was één van hen .”
Het hof voegt daar nog aan toe dat verdachte – op het moment van aanhouding in het pand – kleding droeg met daarop verfspatten, hetgeen een aanwijzing is dat er een verband bestaat tussen verdachte en (het maken en/of gooien van) de verfbommen Verdachte heeft ondanks zijn aanwezigheid in het pand en de verfvlekken op zijn kleding nimmer een verklaring willen afleggen, zodat het hof geen aanleiding ziet - ook niet in de onder nummer 64 e.v. vermelde punten in de pleitnota -om verdachte niet aan te merken als één van de personen van de groep die vanuit en vanaf het pand openlijk geweld heeft gepleegd. Het hof ziet voorts geen aanleiding om, zoals de raadsman heeft bepleit, uit te gaan van twee tijdvakken, nu verdachte niet heeft verklaard dat hij pas op een later moment het pand heeft betreden en daar ook niet anderszins aanwijzingen voor zijn.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks24 mei 2013 en
/of25 mei 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de [naam markt] ,
- onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen -openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen
een of meerperso
(o)n
(en
)en
/of een of meerpand
(en
)en
/ofgoed
(eren
), te weten:
-het Stadhuis Utrecht, welk geweld bestond uit het bekladden van een gevel en het vernielen van een
of meerra
(a
)m
(en)en
/ofhet gooien van verfbommen tegen het pand
, althans het bekladden/besmeuren van het pand met verfen
/of
-Snackbar [naam snackbar] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen
(de voor-zijde en zijkant van
)het pand,
althans het bekladden/besmeuren van het pand met verfen
/of
- [naam restaurant] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel en
/ofhet terras en
/of een of meerstoel
(en
)en
/oftafel
(s
),
althans het beklad-den/besmeuren van het pand en/of terras en/of de stoel(en) en/of tafel(s) met verfen
/of
- [winkel 1] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel van het pand,
althans het bekladden/besmeuren van het pand met verfen
/of
- [winkel 2] , welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen de voorgevel van het pand,
althans het bekladden/besmeuren van het pand met verfen
/of
-De Politie, welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen naar
een of meerpolitievoertuig
(en
)en
/ofuniform
(en
)en
/ofondersteuningsmiddel
(en
)(te weten
een of meerportofoon
(s
))
althans het bekladden/besmeuren van voornoemd(e) goed(eren) met verfen
/of- [betrokkene] , welk geweld bestond uit het gooien van
(een
)verf
(bom
)(men)in de richting van die [betrokkene] (ten gevolge waarvan er verf
tegen/in het oog van die [betrokkene] is gekomen) en
/of-
een of meerverbalisant
(en
), welk geweld bestond uit het gooien van
(een)verf
(bom
)(men
) en/of een of meer (bier)flesje(s) tegen een of meer verbalisant(en)en
/of
- [verbalisant 1] (hoofdagent van Politie Utrecht) en
/of[verbalisant 2] (aspirant van Politie Utrecht) en
/of[verbalisant 3] (surveillant van politie Utrecht) en
/of[verbalisant 4] (agent van politie Utrecht), welk geweld bestond uit het gooien van vuurwerk naar en/of afsteken van vuurwerk in de richting van die [verbalisant 1] en
/of die [verbalisant 2] en
/ ofdie [verbalisant 3] en
/ofdie [verbalisant 4] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld.
De gebeurtenissen zijn op vrijdagavond in de binnenstad van Utrecht begonnen en hebben voortgeduurd tot zaterdag. Door de verdachten werden onder meer verfbommen gegooid naar de politie en tegen panden in de binnenstad en er werd vuurwerk afgestoken en gegooid in de richting van de politie. De verdachten hebben met hun van tevoren aangekondigde actie de politie geprovoceerd en zij zijn doelbewust de confrontatie aangegaan met de politie. Niet alleen hebben de verdachten door hun acties veel schade veroorzaakt, zij hebben ook maatschappelijke onrust teweeggebracht.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat aan verdachte een zwaardere straf dient te worden opgelegd dan door de politierechter is bepaald. Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van na te melden duur, een passende reactie vormt.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Verweer rechtmatigheid volmacht
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat de politie Utrecht en de gemeente Utrecht als benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen omdat hun vertegenwoordigers niet rechtmatig zijn gevolmachtigd en onaannemelijk is dat de politie niet verzekerd is tegen de gevorderde schade.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als er al gebreken kleven aan de geschriften met de door de politie Utrecht en de gemeente Utrecht verleende volmachten dan raakt dat niet de ontvankelijkheid van de benadeelden in hun vorderingen, omdat aannemelijk is dat de vertegenwoordigers van genoemde benadeelde partijen de voegingsformulieren hebben ingevuld op verzoek en met instemming van de benadeelden. De vraag of de benadeelde partij de politie Utrecht verzekerd is tegen de gevorderde schade en of de schade reeds door de verzekeraar is uitgekeerd, raakt eveneens niet de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding. Niet aannemelijk is geworden dat de schadevergoeding reeds is uitgekeerd.
Het hof verwerpt deze verweren.
Vordering van de benadeelde partij Gemeente Utrecht
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 24.328,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Anders dan door de raadsman betoogd is het hof van oordeel dat ook de kosten, opgevoerd onder het kopje “herstel kosten ontruimen Ubica kraakpand”, voor vergoeding in aanmerking dienen te komen, nu ook deze kosten in nauw verband staan met het bewezenverklaarde handelen van de verdachten.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij Politie Utrecht
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.537,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Op basis van de stukken is het bedrag door het hof geschat op € 3.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het en laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvan
120 uur (honderdtwintig uur), en in geval deze niet wordt verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente Utrecht

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Gemeente Utrecht ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 22.029,-- (tweeëntwintigduizend negenentwintig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Gemeente Utrecht, ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 22.029,-- (tweeëntwintigduizend negenentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
145 (honderdvijfenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij Politie Utrecht

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Utrecht ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,-- (drieduizend euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Politie Utrecht, ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,-- (drieduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. J.D. den Hartog , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,
en op 7 maart 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 maart 2017.
Tegenwoordig:
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. C.L. van Kooten, advocaat-generaal,
B. Moorlag, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.