Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek tot verdeling en vergoeding van vermogensvermeerdering in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die op 8 november 1988 zijn gehuwd op het Marokkaans consulaat te Amsterdam. Beide partijen hebben de Marokkaanse nationaliteit en hebben in 2013 ook de Nederlandse nationaliteit verkregen. De man heeft op 9 januari 2015 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2015 de echtscheiding heeft uitgesproken. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank, waarbij zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een vergoeding op grond van het Marokkaanse recht (Mudawwana). Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de vrouw verzocht om verificatoire bescheiden te overleggen met betrekking tot de vermogensbestanddelen van de man. De vrouw stelt aanspraak te maken op een deel van de waardevermeerdering van het vermogen van de man, gebaseerd op haar bijdrage aan het huishouden en de opvoeding van de kinderen. De man betwist echter dat hij vermogen heeft opgebouwd en stelt dat de vrouw geen bewijs heeft geleverd voor haar claims. Het hof oordeelt dat de vrouw niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om haar verzoek te onderbouwen en dat het Marokkaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.