Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is er een geschil over een eiswijziging in hoger beroep. De zaak betreft een appellante die haar eis heeft gewijzigd na het indienen van haar memorie van grieven. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Winter, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, die op 20 januari 2016 een vonnis heeft gewezen. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.E. Hamming, hebben in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van de appellante in haar memorie van antwoord in incidenteel appel.
Het hof heeft vastgesteld dat de eiswijziging in beginsel te laat is, omdat deze is gedaan na de memorie van grieven. De in artikel 347 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgenomen twee-conclusie-regel beperkt de bevoegdheid van de oorspronkelijk eiser om zijn eis te veranderen of te vermeerderen in hoger beroep. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk, maar in dit geval was er geen instemming van de wederpartij en zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die de eisvermeerdering rechtvaardigen.
Het hof heeft daarom het verzet van de geïntimeerden tegen de eiswijziging van de appellante gegrond verklaard. De beslissing van het hof houdt in dat het recht zal worden gedaan op de eis van de appellante zoals weergegeven in het petitum van de memorie van grieven. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 21 maart 2017 voor verdere procedure.