ECLI:NL:GHARL:2017:1955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
200.191.983/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in strijd met de in beginsel strakke regel

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is er een geschil over een eiswijziging in hoger beroep. De zaak betreft een appellante die haar eis heeft gewijzigd na het indienen van haar memorie van grieven. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Winter, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, die op 20 januari 2016 een vonnis heeft gewezen. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.E. Hamming, hebben in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van de appellante in haar memorie van antwoord in incidenteel appel.

Het hof heeft vastgesteld dat de eiswijziging in beginsel te laat is, omdat deze is gedaan na de memorie van grieven. De in artikel 347 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgenomen twee-conclusie-regel beperkt de bevoegdheid van de oorspronkelijk eiser om zijn eis te veranderen of te vermeerderen in hoger beroep. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk, maar in dit geval was er geen instemming van de wederpartij en zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die de eisvermeerdering rechtvaardigen.

Het hof heeft daarom het verzet van de geïntimeerden tegen de eiswijziging van de appellante gegrond verklaard. De beslissing van het hof houdt in dat het recht zal worden gedaan op de eis van de appellante zoals weergegeven in het petitum van de memorie van grieven. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 21 maart 2017 voor verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.191.983/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/142039 / HA ZA 15-167)
rolbeschikking van 7 maart 2017
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. A.C. Winter, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
beiden wonende te [A] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. J.M.E. Hamming, kantoorhoudend te Drachten.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 20 januari 2016 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 19 april 2016,
- de memorie van grieven, tevens akte houdende wijziging eis (met producties),
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens houdende akte wijziging van eis in principaal appel (met producties),
- de akte verzet vermeerdering/wijziging van eis.
2.2
Vervolgens hebben [geïntimeerden] c.s. de stukken overgelegd voor het geven van een rolbeschikking op het verzet tegen de eiswijziging.

3.De beoordeling

3.1
[appellante] heeft zowel bij memorie van grieven als bij memorie van antwoord in incidenteel appel haar eis gewijzigd. Tegen de eiswijziging bij memorie van grieven hebben [geïntimeerden] c.s. geen bezwaar gemaakt. Het hof is ook ambtshalve niet van oordeel dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde, zodat recht zal worden gedaan op de eis zoals die na vermeerdering bij memorie van grieven luidt. [geïntimeerden] c.s. hebben zich wel verzet tegen de eiswijziging bij memorie van antwoord in incidenteel appel. Het hof overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
3.2
Het hof stelt het volgende voorop. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel beperkt de - ingevolge artikel 130 lid 1 in verbinding met artikel 353 lid 1 Rv - aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen of vermeerderen. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt, of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Voorts kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat - indien dan nog mogelijk - een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (o.m. HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:BQ7064).
3.3
[appellante] heeft haar eis vermeerderd nadat zij van grieven had gediend. De eiswijziging is dus in beginsel te laat. In het onderhavige geval is geen sprake van instemming van de wederpartij, noch is het geschil van zodanige aard dat de eis steeds moet kunnen worden aangepast aan de meest recente omstandigheden. Voorts heeft [appellante] geen feiten of omstandigheden aan haar vermeerdering van eis ten grondslag gelegd die eerst na de indiening van de memorie van grieven zijn voorgevallen of gebleken. Er is derhalve niet voldaan aan de criteria op grond waarvan een eisvermeerdering ook nog na memorie van grieven kan plaatsvinden. Het hof zal op de eisvermeerdering zoals gedaan bij memorie van antwoord in incidenteel appel dan ook geen acht slaan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident tot verzet tegen de eiswijziging
verklaart het verzet van [geïntimeerden] c.s. tegen de eiswijziging van [appellante] bij memorie van antwoord in incidenteel appel gegrond;
verstaat dat het hof recht zal doen op de eis van [appellante] , zoals weergegeven in het petitum van de memorie van grieven;
in de hoofdzaak:
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van dinsdag 21 maart 2017 voor voort procederen (beslissing hof verdere voortgang na memorie van antwoord).
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. B.J.H. Hofstee en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2017.