ECLI:NL:GHARL:2017:1934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.167.804
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake wijziging feitcode en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 februari 2015 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod, met feitcode R584. De kantonrechter wijzigde echter de feitcode naar R315b, wat betrekking heeft op parkeren op een trottoir of voetpad, en verklaarde het beroep ongegrond zonder kostenvergoeding toe te kennen.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de kantonrechter ten onrechte het beroep ongegrond heeft verklaard. De gemachtigde stelde dat de parkeerplaatsen niet duidelijk waren aangegeven en dat het voertuig van de betrokkene niet buiten de daarvoor bestemde parkeerplaatsen stond. Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde in overweging genomen en vastgesteld dat de betrokkene inderdaad op een trottoir had geparkeerd, wat een overtreding is van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Het hof oordeelde dat de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond had moeten verklaren en de administratieve sanctie had moeten wijzigen. Tevens werd geoordeeld dat de betrokkene recht had op vergoeding van proceskosten, die door de advocaat-generaal moesten worden vergoed. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de inleidende beschikking aangepast, waarbij de feitcode werd gewijzigd naar R315b. De proceskosten werden vastgesteld op € 735,-, te betalen aan de gemachtigde van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.167.804
2 maart 2017
CJIB 170962150
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 16 februari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Niet alleen heeft de kantonrechter de feitcode gewijzigd, ook heeft hij ten onrechte geoordeeld dat het voertuig van de betrokkene buiten de daarvoor bestemde parkeerplaatsen stond terwijl de parkeerplaatsen niet en zeker niet duidelijk zijn aangeven.
2. De kantonrechter heeft overwogen dat hij het ter zitting gedane verzoek van de officier van justitie om de feitcode te wijzigen van R584 (parkeerverbod) in R315b (parkeren op trottoir /voetpad) toestaat, dat het beroep ongegrond zal worden verklaard en dat een kostenveroordeling daarom niet aan de orde is. Het dictum van de beslissing van de kantonrechter luidt: “verklaart het beroep ongegrond.”
3. Artikel 13, eerste lid, WAHV luidt: "Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het (het hof leest: hij) daarbij de bestreden beslissing."
4. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/ parkeerverbodszone (bord E1)”, welke gedraging met feitcode R584 zou zijn verricht op 28 maart 2013 om 11:24 uur op de Utrechtseweg te Amersfoort met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
5. Hangende de procedure bij de kantonrechter heeft de officier van justitie de verbalisant om aanvullende informatie verzocht. In zijn op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal verklaart de verbalisant:
“Ik verbalisant heb de betrokkene verbaliseert voor het feit R584 (parkeerverbod). De betrokkene heeft deze overtreding niet begaan. De betrokkene heeft geparkeerd op een trottoir/voetgangersgebied, feitcode R315b. (…) Het voertuig stond buiten de aangewezen parkeerplaatsen geparkeerd.(…) Wat betreft de bebording: bij het oprijden van de (het hof begrijp: parkeerplaats) staat er het bord E4, met als onderborden: Parkeren alleen in de vakken en betaalplicht (zie bijlage).”
6. De bijlagen bestaan uit een door de verbalisant ter plaatse gemaakte foto van de achterzijde van het voertuig en een op 8 januari 2014 gemaakte print van google.maps, waarop de verbalisant tevens heeft aangegeven op welke plek hij het voertuig van de betrokkene aantrof. Op dit beeldmateriaal in onderling verband beschouwd is te zien dat de parkeergelegenheid is bestraat met rode klinkers, waarop tevens lijnen zijn waar te nemen, zij het dat die mede door de kwaliteit van de afdruk vaag zijn, en dat de plek waar het voertuig van de betrokkene stond is bestraat met en omgeven met grijze stoeptegels. Het hof is van oordeel dat het met stoeptegels betegelde gedeelte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een trottoir is en daarom als zodanig moet worden beschouwd.
7. Gelet op het voorgaande acht het hof de stelling dat het voertuig van de betrokkene niet buiten een parkeervak stond niet aannemelijk. Indien de betrokkene de parkeervakken niet duidelijk genoeg gemarkeerd vond, had het haar gelet op het onderscheid tussen rode klinkers enerzijds en grijze stoeptegels anderzijds duidelijk kunnen en moeten zijn dat de gekozen plek geen parkeervak was.
8. Het hof stelt vast dat de betrokkene heeft geparkeerd op een trottoir. Dit is een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990). Dat bepaalt - voor zover hier van belang - dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad. In de ''Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen'' is daarvoor opgenomen feitcode R315b: als bestuurder van een motorrijtuig niet de rijbaan gebruiken (stilstaand).” Het sanctiebedrag daarvoor is eveneens vastgesteld op € 90,-. Beletselen voor wijziging van de feitcode zijn gesteld noch gebleken.
9. Gelet op het voorgaande had de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond moeten verklaren en de aan de betrokkene opgelegde administratieve sanctie moeten wijzigen in voormelde zin. Aldus zou de betrokkene tevens in het gelijk zijn gesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in een zodanig geval aanleiding bestaat voor inwilliging van het verzoek om toekenning van vergoeding van proceskosten. Het hof zal, met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
10. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt (bij hoger beroepen ingediend na 1 januari 2015, zoals in dit geval)
€ 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 735,- (= 3 x € 490,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 10 september 2013 gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking met CJIB nummer 170962150 in die zin dat daarin als omschrijving van de gedraging en feitcode worden opgenomen:
feitcode R315b: als bestuurder van een motorrijtuig niet de rijbaan gebruiken (stilstaand);
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 735,- over te maken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gemachtigde] te [plaats] .
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.