ECLI:NL:GHARL:2017:1908

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
200.195.510
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij en verzoek eenhoofdig gezag met toepassing van Soedanees recht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil over de voogdij en het gezag over het kind [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (Soedan). De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die Nidos belastte met de tijdelijke voogdij over [kind 1]. De moeder, die in incidenteel hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [kind 1]. De zaak heeft een internationaal karakter, waarbij het hof de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigt en het gezag beoordeelt naar het Soedanese recht, dat bepaalt dat het gezag over een meisje toekomt aan de moeder tot zij negen jaar oud is.

De vader stelt dat hij van rechtswege het eenhoofdig gezag over [kind 1] heeft, omdat de moeder na de scheiding opnieuw is getrouwd. De moeder ontkent dit en stelt dat zij geen kinderen heeft gekregen en niet hertrouwd is. Het hof oordeelt dat de vader niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en bevestigt dat de moeder het gezag over [kind 1] behoudt. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank om Nidos met de tijdelijke voogdij te belasten, maar stelt dat de moeder, nu zij in Nederland woont, het gezag over [kind 1] kan uitoefenen. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder wordt belast met het gezag over [kind 1] en dat Nidos de tijdelijke voogdij behoudt tot 18 april 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.195.510 en 200.208.368
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 368942 en 386947)
beschikking van 7 maart 2017
in de zaak met nummer 200.195.510 (gezag)
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Dijkstra te Zeewolde,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
verder te noemen: de raad,
Stichting Nidos,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: Nidos,
en in de zaak met nummer 200.208.368 (voogdij)
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. R.E. Dijkstra te Zeewolde,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem.
verweerder in hoger beroep,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere,
Stichting Nidos,
gevestigd te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 juni 2015 en van 18 april 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties 1 tot en met 14, ingekomen op 15 juli 2016;
  • het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep van de moeder met producties H1 tot en met H4;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vader met productie 17;
  • het verweerschrift van de raad in het principaal hoger beroep;
  • het verweerschrift van de raad in het incidenteel hoger beroep;
  • een brief van Nidos van 8 augustus 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2017 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal, [tolk 1]. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Arabische taal, [tolk 2]. Namens de raad is mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] verschenen. Namens Nidos zijn mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting 1] en [vertegenwoordiger van de stichting 2] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (Soedan).
3.3
[kind 1] is sinds 20 februari 2014 in Nederland en zij verblijft sindsdien in een pleeggezin van Nidos.
3.4
Bij beschikking van 21 februari 2014 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is Nidos met ingang van 20 februari 2014 belast met de voorlopige voogdij over [kind 1].
3.5
Bij tussenbeschikking van 17 juni 2015 heeft de rechtbank de zaak aangehouden in afwachting van een verklaring van de moeder over haar burgerlijke staat en authentieke stukken die deze verklaring ondersteunen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag wie is dan wel dient te worden belast met het gezag over [kind 1].
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 18 april 2016 Nidos belast met de (tijdelijke) voogdij over [kind 1] en het meer of anders verzochte afgewezen, te weten het verzoek van de vader voor recht te verklaren dat hij is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1], althans hem, met uitsluiting van de moeder, het gezag toe te kennen, alsmede de verzoeken van de moeder afgewezen voor recht te verklaren dat zij is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1], althans haar, met uitsluiting van de vader, het gezag toe te kennen, afgewezen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De eerste grief ziet op de afwijzing van het verzoek van de vader tot verklaring voor recht dat hij van rechtswege is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [kind 1], de tweede grief ziet op de afwijzing van het verzoek van de vader tot vaststelling van het eenhoofdig gezag van de vader over [kind 1] en de derde grief ziet op de belasting van Nidos met de voogdij over [kind 1].
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de vader alsnog toe te wijzen en het verzoek van de raad om Nidos met de voogdij over [kind 1] te belasten, af te wijzen.
4.3
De moeder verweert zich in het principaal hoger beroep tegen de verzoeken van de vader en is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de afwijzing door de rechtbank van het verzoek van de moeder te verklaren voor recht dat zij is belast met het gezag over [kind 1], en van haar subsidiair verzoek haar, met uitsluiting van de vader, het gezag over [kind 1] toe te kennen. De moeder verzoekt het hof in het principaal hoger beroep de vader in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel diens verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking, voor zover het betreft de afwijzing van de verzoeken van de moeder, te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, primair voor recht te verklaren dat de moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] en subsidiair te bepalen dat zij is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] met uitsluiting van de man, onder compensatie van proceskosten.
4.4
De raad verweert zich tegen de verzoeken van de vader in het principaal hoger beroep en verzoekt het hof die verzoeken ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad verzoekt het hof de verzoeken van de moeder toe te wijzen, met dien verstande dat dan een beschermingsmaatregel moet worden uitgesproken om de belangen van [kind 1] veilig te stellen.
4.5
Het hof zal de grieven in het principaal en in het incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof verwijst hiervoor naar de daaraan gewijde overwegingen van de rechtbank waartegen geen grieven zijn gericht en die het hof onderschrijft en tot de zijne maakt. Dit betekent dat aan de Nederlandse rechter met betrekking tot de onderhavige verzoeken rechtsmacht toekomt .
Gezagsverhoudingen van rechtswege
5.2
Evenals de rechtbank zal het hof de vraag of sprake is van een van rechtswege bestaande gezagsverhouding beoordelen naar het nationale recht van [kind 1] ten tijde van haar geboorte, derhalve naar het Soedanese recht.
5.3
Volgens Soedanees recht, zoals blijkt uit het in eerste aanleg overgelegde rapport van Internationaal Juridisch Instituut van 4 augustus 2014, komt het gezag - het zogenaamde zorgrecht - voor een meisje toe aan de moeder, totdat zij de leeftijd van negen jaren heeft bereikt en wordt het gezag aan de moeder onthouden wanneer zij hertrouwt.
5.4
De vader stelt dat hij volgens Soedanees recht van rechtswege wordt belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] vanaf het moment dat de moeder na de scheiding opnieuw in het huwelijk treedt.
Volgens de vader waren partijen nog gehuwd ten tijde van de overbrenging van [kind 1] en haar halfzusje [kind 2] naar het Verenigd Koninkrijk, maar is de moeder daarna gehuwd met de heer [A] en heeft zij inmiddels een in 2013 geboren dochtertje uit dat huwelijk en is bovendien een nieuw kindje op komst. Dat de moeder is hertrouwd blijkt onder meer uit de verklaring van zijn zuster, die woonachtig is in hetzelfde dorp in Soedan waar ook moeder woont, althans woonde. De vader stelt verder dat de moeder het tegendeel niet heeft aangetoond: de door haar overgelegde ‘akte van ongehuwd’ is niet authentiek en de legalisatie van die akte betekent niet dat de inhoud daarvan correct is. Voorts betwijfelt de vader of de moeder op basis van deze akte een verblijfsvergunning heeft gekregen; deze kan ook op bijzondere gronden zijn verstrekt.
5.5
De moeder voert op haar beurt aan dat zij niet opnieuw in het huwelijk is getreden, dat zij geen kinderen heeft gekregen en ook niet zwanger is. Zij heeft in deze procedure de gelegaliseerde documenten overgelegd, die door de Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de afgifte van de gevraagde machtiging voorlopig verblijf zijn geaccepteerd. De IND heeft een verblijfsvergunning verstrekt op basis van het gegeven dat zij ongehuwd is. In Soedan bestaat geen burgerlijke stand en ook geen registratie van ongehuwd zijn.
De zus van de vader is analfabeet en kan de door de vader overgelegde verklaring niet hebben opgesteld. Voorts is de inhoud van de verklaring onbetrouwbaar is en had de zus, die op 150 meter afstand van de moeder in Soedan woont, foto’s kunnen maken van het huwelijk dan wel van een trouwkaart of andere stukken kunnen overleggen aan de vader.
De moeder stelt dat zij van de vader is gescheiden op 9 februari 2010 dan wel op 2 juni 2011, terwijl de man eerst daarna, begin augustus 2011 met [kind 1] naar het Verenigd Koninkrijk is vertrokken, waarvoor de moeder geen toestemming heeft gegeven. Ten tijde van de overbrenging van [kind 1] naar het Verenigd Koninkrijk oefende de moeder het gezag over [kind 1] uit en na de overbrenging van [kind 1] naar Nederland heeft zij het gezag behouden.
Het oogmerk van de vader is te verhinderen dat de moeder naar Nederland komt en zeggenschap over [kind 1] houdt. Daartoe legt hij tegenstrijdige verklaringen af en handelt hij niet in het belang van [kind 1], aldus nog steeds de moeder.
5.6
De raad acht het aannemelijk dat de moeder nog steeds het gezag heeft over [kind 1] en twijfelt niet aan haar stelling dat zij niet gehuwd is. Volgens de raad is het van belang dat de IND de verklaringen omtrent de huwelijkse staat van de moeder heeft geaccepteerd en dat de moeder inmiddels in Nederland is.
5.7
Het hof oordeelt als volgt. Het lag op de weg van de vader om zijn stelling dat de moeder is hertrouwd, tegenover haar gemotiveerde betwisting, nader toe te lichten. Dit had hij om te beginnen kunnen doen door de betrouwbaarheid van de verklaring van zijn zuster nader te onderbouwen met – bijvoorbeeld – foto’s van de woon- en gezinssituatie van de moeder in Soedan of van de huwelijksvoltrekking. Ook had de vader verklaringen van andere, niet tot de familie van de vader behorende personen in het geding kunnen brengen.
Van de moeder behoefde in de gegeven situatie, tegenover een min of meer in de lucht hangende stelling van de vader dat zij inmiddels was gehuwd, nauwelijks meer te worden verwacht dan een eenvoudige ontkenning. De door de moeder overgelegde gelegaliseerde verklaring van 13 september 2015 is meer dan dat: ook al bevat deze verklaring onduidelijkheden over het aantal getuigen, mogelijk veroorzaakt door de vertaling, inhoudelijk verklaart of verklaren deze getuige(n) dat de moeder genoemde datum niet is gehuwd. Hierbij komt dat op basis van deze verklaringen aan de moeder een verblijfsvergunning voor de duur van vijf jaren is verstrekt.
Het hof stelt dan ook vast dat geen wijziging is opgetreden in de destijds ontstane gezagsverhouding, waarbij de moeder van rechtswege met het eenhoofdig gezag over [kind 1] is belast.
Eenhoofdig gezag over [kind 1]
5.8
Evenals de rechtbank zal het hof het subsidiaire verzoek van de vader hem met het eenhoofdig gezag te belasten, beoordelen naar Nederlands recht.
5.9
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, het verzoek van de ouder om hem alleen met het gezag te belasten slechts wordt ingewilligd, indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
5.1
De vader acht het in het belang van [kind 1] dat hij met het eenhoofdig gezag wordt belast. Hij heeft een hechte band met haar en hij heeft thans een stabiele leefsituatie. Daarbij stelt de vader over voldoende opvoedkwaliteiten te beschikken om haar op te voeden. De omgangsweekenden verlopen goed. Hij acht het van belang dat de moeder contact met [kind 1] behoudt en zal ten behoeve van [kind 1] ook zelf contact met de moeder onderhouden.
Hij wijst er op dat hij destijds toestemming had van de moeder om met [kind 1] naar het Verenigd Koninkrijk te reizen en dat hij vanuit dit land eenmaal per twee of drie weken telefonisch contact met de moeder onderhield. Volgens hem wil de moeder hem in een kwaad daglicht stellen door ongefundeerde uitspraken te doen die hij als onnodig grievend ervaart.
5.11
De moeder voert hiertegenover aan dat het niet in het belang van [kind 1] is om de vader te belasten met het eenhoofdig gezag over haar. Daartoe voert zij het volgende aan.
De vader is onbetrouwbaar. Hij handelt niet in het belang van [kind 1] en heeft dat in het verleden evenmin gedaan. Hij heeft geen enkel contact met de moeder over [kind 1] en heeft haar nimmer over [kind 1] geïnformeerd, ook niet over de verhuizingen met [kind 1], eerst naar het Verenigd Koninkrijk en nadien naar Nederland. Ook heeft hij geen foto’s aan de moeder gestuurd. Door toedoen van de vader heeft de moeder juist jarenlang geen contact gehad met [kind 1] en hij heeft [kind 1] in de onwetendheid gelaten dat zij een moeder heeft. Dat er mogelijk een hechte band is tussen de vader en [kind 1] impliceert nog niet dat de vader met het eenhoofdig gezag moet worden belast. Verder bestrijdt zij dat bij de vader sprake is van een stabiele leefsituatie en vindt zij dat de vader onvoldoende opvoedkwaliteiten heeft.
5.12
De raad voert aan dat de vader niet in het belang van [kind 1] heeft gehandeld en constateert dat er geen communicatie was tussen de vader en de moeder. De vader heeft ongeoorloofd gehandeld door [kind 1] zonder toestemming van de moeder mee te nemen naar het buitenland, de moeder onbekend te laten met de verblijfplaats van [kind 1] en geen zorg te dragen voor contact tussen de moeder en [kind 1]. De raad acht het niet in het belang van [kind 1] als de vader zou worden belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] dan wel tezamen met de moeder met het gezamenlijke gezag. De verstandhouding tussen de ouders is in de ogen van de raad op dit moment te ernstig geschaad.
De raad brengt verder naar voren dat de vader is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk wegens de ontvoering van [kind 2], het halfzusje van [kind 1]. Tegen dit vonnis loopt weliswaar een procedure in hoger beroep, maar als het hof dat vonnis bekrachtigt, zal de vader voor langere tijd in detentie moeten, in welk geval de raad het mede uitoefenen van het gezag door de vader ook hierom niet in het belang van [kind 1] acht. De raad acht het wel in het belang van [kind 1] dat er regelmatig contact is tussen de vader en [kind 1]; dit contact verloopt immers goed en is waardevol voor haar.
5.13
Nidos voert aan dat [kind 1] sinds haar komst in Nederland in februari 2014 op verschillende gebieden veel ontwikkelingen heeft laten zien; zij heeft zich de Nederlandse taal eigen gemaakt en heeft haar plek gevonden binnen het opvanggezin en op school. [kind 1] voelt zich veilig in het opvanggezin. Zij heeft behoefte aan de nodige aansturing en duidelijkheid.
[kind 1] bezoekt de vader – zij gaat graag naar hem toe – onbegeleid eenmaal per twee weken op woensdagmiddag. De vader is betrokken en er is een duidelijke band tussen hen. Wel vindt de vader het lastig om [kind 1] te begrenzen.
5.14
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het niet wenselijk en ook niet in het belang van [kind 1] is om de vader alleen met het gezag te belasten. Hiertoe overweegt hof overweegt als volgt.
Door [kind 1] zonder toestemming van de moeder mee te nemen naar het buitenland en haar jarenlang verstoken te houden van contact met de moeder heeft de vader niet in het belang van [kind 1] gehandeld, en heeft hij haar belemmerd in haar identiteitsontwikkeling. Daarbij heeft de vader de moeder niet geïnformeerd over – relevante – aangelegenheden betreffende [kind 1] en was er verder door toedoen van de vader niet of nauwelijks communicatie tussen de ouders. Door dit handelen van de vader is het vertrouwen van de ouders in elkaar ernstig geschaad en valt niet te verwachten dat de vader in staat is om, indien hij met het eenhoofdige gezag zal worden belast, de banden van [kind 1] met de moeder te bevorderen en de moeder te informeren omtrent het welzijn van [kind 1].
De stellingen van de vader dat hij een goede band heeft met [kind 1] en dat zijn contact met mevrouw Younis, bij wie [kind 1] thans verblijft, fatsoenlijk verloopt, leiden niet tot een ander oordeel..
(Tijdelijke) voogdij
5.15
Ingevolge artikel 1:253r lid 1 in verbinding met artikel 1:253q lid 3 BW belast de rechtbank, wanneer een ouder die alleen het gezag uitoefent al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is, de andere ouder met het gezag, tenzij de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet. Alsdan benoemt zij een voogd.
5.16
De vader stelt dat een voogdijmaatregel over [kind 1] niet aan de orde is, nu geen sprake is van een gezagsvacuüm. Verder acht hij het van belang dat [kind 1] in het pleeggezin blijft wonen indien de moeder met het gezag over haar wordt belast.
5.17
De moeder wil graag weer voor [kind 1] zorgen nu zij – sinds november 2016 – in Nederland verblijft. Zij is thans nog woonachtig in een asielzoekerscentrum, maar zij is op zoek naar zelfstandige woonruimte in [plaats], omdat de vader daar woonachtig is en de moeder wil dat [kind 1] contact met de vader blijft onderhouden. Verder volgt de moeder Nederlandse les en is zij aan het inburgeren. Zij heeft sinds haar komst in Nederland contact met [kind 1] en dat contact verloopt goed, ondanks de taalbarrière en het feit dat ze elkaar jarenlang niet hebben gezien.
De moeder kan zich erin vinden dat [kind 1] in het pleeggezin verblijft zolang zijzelf feitelijk nog niet in staat is om voor [kind 1] te zorgen.
5.18
De raad constateert dat [kind 1] inmiddels bijna drie jaar in een pleeggezin verblijft, dat zij zich daar voorspoedig ontwikkelt en dat de ouders rust dienen te creëren in de huidige situatie.
De raad stelt zich op het standpunt dat de moeder, nu zij in Nederland verblijft, het gezag over [kind 1] weer kan uitoefenen, zodat de tijdelijke voogdijmaatregel die de rechtbank in de bestreden beschikking heeft uitgesproken, kan komen te vervallen. De raad stelt wel voornemens te zijn een verzoek tot het uitspreken van een beschermingsmaatregel te zullen indienen. De raad acht contactherstel tussen [kind 1] en de moeder ook in het belang van [kind 1] en meent dat dit contactherstel het beste kan worden opgebouwd vanuit een neutrale woonplek in het huidige pleeggezin. In dit traject kan ook naar het toekomstperspectief van [kind 1] worden gekeken; onderzocht dient te worden of de moeder in staat is een opvoedrol te gaan innemen en of dat in het belang van [kind 1] is.
5.19
Nidos acht het verblijf van [kind 1] in het opvanggezin van belang voor de continuering van haar positieve ontwikkeling, vooral gelet op de vele wisselingen van woonplekken die zij heeft meegemaakt in het verleden. Het opvanggezin biedt ook de neutraliteit die [kind 1] nodig heeft, gelet ook op de komst van de moeder naar Nederland en de contactopbouw met de moeder. Het contact tussen [kind 1] en de moeder verloopt goed; de moeder wordt door het pleeggezin betrokken bij de verzorging en opvoeding van [kind 1]. De communicatie tussen de moeder en [kind 1] is nog niet optimaal, aangezien zij niet dezelfde taal spreken. Nidos probeert een regelmaat te creëren in de ontmoetingen die ook praktisch haalbaar is, nu de moeder nog in het asielzoekerscentrum woont en een meldplicht heeft.
Nidos voert voorts aan dat [kind 1] recht heeft op contact(opbouw) met beide ouders en dat dit het beste kan gebeuren vanuit een neutrale woonplek met neutrale aansturing en een neutraal toezicht van Nidos.
5.2
Het hof oordeelt als volgt.
Nu moeder in Nederland woonachtig is en aldus een bekende verblijfplaats heeft, kan zij het gezag over [kind 1] ook feitelijk weer uitoefenen. Nu [kind 1] daar reeds geruime tijd verblijft, zich daar goed ontwikkelt en vanuit die neutrale setting kan werken aan een verdere contactopbouw met de moeder, acht het hof de continuïteit van de huidige verblijfplaats van [kind 1] van groot belang. Aangezien de raad heeft aangekondigd een beschermingsmaatregel te zullen verzoeken teneinde deze continuïteit te waarborgen, zal het hof de bestreden beschikking op het punt van de tijdelijke voogdij bekrachtigen tot zes weken na de datum van deze beschikking, zodat de raad voldoende gelegenheid heeft om bij de rechtbank een verzoek dienaangaande in te dienen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven in het principaal hoger beroep en slaagt de grief in het incidenteel hoger beroep. Het subsidiaire verzoek van de moeder om te bepalen dat zij belast is met het eenhoofdig gezag, behoeft gelet op het vorenstaande geen nadere bespreking.
Het hof zal de bestreden beschikking, deels vanwege de leesbaarheid daarvan, vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 april 2016, en opnieuw beschikkende:
verklaart voor recht dat de moeder is belast met het gezag over [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (Soedan);
belast Stichting Nidos met de (tijdelijke) voogdij over [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (Soedan) voor de periode tot 18 april 2017;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, is getekend door mr. C.J. Laurentius-Kooter en is op 7 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.