Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 14, ingekomen op 15 juli 2016;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep van de moeder met producties H1 tot en met H4;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vader met productie 17;
- het verweerschrift van de raad in het principaal hoger beroep;
- het verweerschrift van de raad in het incidenteel hoger beroep;
- een brief van Nidos van 8 augustus 2016.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Volgens de vader waren partijen nog gehuwd ten tijde van de overbrenging van [kind 1] en haar halfzusje [kind 2] naar het Verenigd Koninkrijk, maar is de moeder daarna gehuwd met de heer [A] en heeft zij inmiddels een in 2013 geboren dochtertje uit dat huwelijk en is bovendien een nieuw kindje op komst. Dat de moeder is hertrouwd blijkt onder meer uit de verklaring van zijn zuster, die woonachtig is in hetzelfde dorp in Soedan waar ook moeder woont, althans woonde. De vader stelt verder dat de moeder het tegendeel niet heeft aangetoond: de door haar overgelegde ‘akte van ongehuwd’ is niet authentiek en de legalisatie van die akte betekent niet dat de inhoud daarvan correct is. Voorts betwijfelt de vader of de moeder op basis van deze akte een verblijfsvergunning heeft gekregen; deze kan ook op bijzondere gronden zijn verstrekt.
De zus van de vader is analfabeet en kan de door de vader overgelegde verklaring niet hebben opgesteld. Voorts is de inhoud van de verklaring onbetrouwbaar is en had de zus, die op 150 meter afstand van de moeder in Soedan woont, foto’s kunnen maken van het huwelijk dan wel van een trouwkaart of andere stukken kunnen overleggen aan de vader.
Van de moeder behoefde in de gegeven situatie, tegenover een min of meer in de lucht hangende stelling van de vader dat zij inmiddels was gehuwd, nauwelijks meer te worden verwacht dan een eenvoudige ontkenning. De door de moeder overgelegde gelegaliseerde verklaring van 13 september 2015 is meer dan dat: ook al bevat deze verklaring onduidelijkheden over het aantal getuigen, mogelijk veroorzaakt door de vertaling, inhoudelijk verklaart of verklaren deze getuige(n) dat de moeder genoemde datum niet is gehuwd. Hierbij komt dat op basis van deze verklaringen aan de moeder een verblijfsvergunning voor de duur van vijf jaren is verstrekt.
Het hof stelt dan ook vast dat geen wijziging is opgetreden in de destijds ontstane gezagsverhouding, waarbij de moeder van rechtswege met het eenhoofdig gezag over [kind 1] is belast.
De vader is onbetrouwbaar. Hij handelt niet in het belang van [kind 1] en heeft dat in het verleden evenmin gedaan. Hij heeft geen enkel contact met de moeder over [kind 1] en heeft haar nimmer over [kind 1] geïnformeerd, ook niet over de verhuizingen met [kind 1], eerst naar het Verenigd Koninkrijk en nadien naar Nederland. Ook heeft hij geen foto’s aan de moeder gestuurd. Door toedoen van de vader heeft de moeder juist jarenlang geen contact gehad met [kind 1] en hij heeft [kind 1] in de onwetendheid gelaten dat zij een moeder heeft. Dat er mogelijk een hechte band is tussen de vader en [kind 1] impliceert nog niet dat de vader met het eenhoofdig gezag moet worden belast. Verder bestrijdt zij dat bij de vader sprake is van een stabiele leefsituatie en vindt zij dat de vader onvoldoende opvoedkwaliteiten heeft.
Door [kind 1] zonder toestemming van de moeder mee te nemen naar het buitenland en haar jarenlang verstoken te houden van contact met de moeder heeft de vader niet in het belang van [kind 1] gehandeld, en heeft hij haar belemmerd in haar identiteitsontwikkeling. Daarbij heeft de vader de moeder niet geïnformeerd over – relevante – aangelegenheden betreffende [kind 1] en was er verder door toedoen van de vader niet of nauwelijks communicatie tussen de ouders. Door dit handelen van de vader is het vertrouwen van de ouders in elkaar ernstig geschaad en valt niet te verwachten dat de vader in staat is om, indien hij met het eenhoofdige gezag zal worden belast, de banden van [kind 1] met de moeder te bevorderen en de moeder te informeren omtrent het welzijn van [kind 1].
De raad stelt zich op het standpunt dat de moeder, nu zij in Nederland verblijft, het gezag over [kind 1] weer kan uitoefenen, zodat de tijdelijke voogdijmaatregel die de rechtbank in de bestreden beschikking heeft uitgesproken, kan komen te vervallen. De raad stelt wel voornemens te zijn een verzoek tot het uitspreken van een beschermingsmaatregel te zullen indienen. De raad acht contactherstel tussen [kind 1] en de moeder ook in het belang van [kind 1] en meent dat dit contactherstel het beste kan worden opgebouwd vanuit een neutrale woonplek in het huidige pleeggezin. In dit traject kan ook naar het toekomstperspectief van [kind 1] worden gekeken; onderzocht dient te worden of de moeder in staat is een opvoedrol te gaan innemen en of dat in het belang van [kind 1] is.
Nu moeder in Nederland woonachtig is en aldus een bekende verblijfplaats heeft, kan zij het gezag over [kind 1] ook feitelijk weer uitoefenen. Nu [kind 1] daar reeds geruime tijd verblijft, zich daar goed ontwikkelt en vanuit die neutrale setting kan werken aan een verdere contactopbouw met de moeder, acht het hof de continuïteit van de huidige verblijfplaats van [kind 1] van groot belang. Aangezien de raad heeft aangekondigd een beschermingsmaatregel te zullen verzoeken teneinde deze continuïteit te waarborgen, zal het hof de bestreden beschikking op het punt van de tijdelijke voogdij bekrachtigen tot zes weken na de datum van deze beschikking, zodat de raad voldoende gelegenheid heeft om bij de rechtbank een verzoek dienaangaande in te dienen.
6.De slotsom
Het hof zal de bestreden beschikking, deels vanwege de leesbaarheid daarvan, vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.