ECLI:NL:GHARL:2017:1843

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.181.701
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • M. Vlieger-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid verbalisant bij oplegging administratieve sanctie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2015, waarbij een administratieve sanctie was opgelegd aan de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep betoogd dat de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd, niet bevoegd was om dit te doen. Dit betoog is gebaseerd op een proces-verbaal van beëdiging van de verbalisant, waaruit niet blijkt tot welke organisatie de verbalisant behoort. De advocaat-generaal heeft de stellingen van de gemachtigde niet betwist, maar heeft wel gesteld dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan de bevoegdheid van de adjunct-directeur die de verbalisant heeft beëdigd.

Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende twijfel bestaat over de bevoegdheid van de verbalisant om de sanctie op te leggen. De advocaat-generaal had deze twijfel kunnen wegnemen door nadere informatie te verstrekken, maar dit is niet gebeurd. Daarom heeft het hof besloten de inleidende beschikking te vernietigen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die zijn vastgesteld op € 1.347,50. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de betrokkene.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd en dat de administratieve sanctie niet kan worden gehandhaafd. De betrokkene krijgt zijn zekerheidstelling terug en de advocaat-generaal moet de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

WAHV 200.181.701
6 maart 2017
CJIB 182310624
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 27 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
wonende te [plaats] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 4 november 2016 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Naar aanleiding van het tussenarrest van 4 november 2016 heeft de gemachtigde van de betrokkene de gronden, gericht tegen de inleidende beschikking, ingediend.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
Er is niet verzocht om verdere behandeling van de zaak ter zitting van het hof.

Beoordeling

1. Gelet op hetgeen in het tussenarrest is overwogen, moet de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij de zaak is teruggewezen naar de officier van justitie, worden vernietigd en staat het beroep tegen de inleidende beschikking ter beoordeling van het hof.
2. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd. Blijkens het zaakoverzicht is deze sanctie opgelegd door verbalisant [verbalisant] , nummer akte van beëdiging : [nummer] .
3. De gemachtigde voert aan dat deze verbalisant niet bevoegd is om de sanctie op te leggen en verwijst daartoe naar het door hem overgelegde proces-verbaal van beëdiging van deze verbalisant met aktenummer [nummer] . Dit proces-verbaal is ondertekend door [naam adjunct-directeur] , adjunct-directeur Haaglanden IV namens de
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
4. De gemachtigde heeft betoogd dat uit dit proces-verbaal van beëdiging niet blijkt tot welke organisatie M. Oppelaar behoort. De gemachtigde heeft er op gewezen dat er meerdere instanties en instellingen de naam Haaglanden hebben. Niet duidelijk is of deze adjunct-directeur wel bij de politie werkzaam is. In het proces-verbaal is verder aangegeven dat [naam adjunct-directeur] de verbalisant heeft beëdigd namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie maar op basis waarvan
daartoe bevoegd was blijkt niet. De gemachtigde heeft gesteld dat hij geen mandaatsbesluit heeft kunnen vinden.
5. De juistheid van de stellingen van de gemachtigde is door de advocaat-generaal niet betwist. De advocaat-generaal heeft echter gesteld dat een en ander hem niet doet twijfelen aan de bevoegdheid van [naam adjunct-directeur] om de verbalisant te beëdigen. Evenmin ziet de advocaat-generaal reden om te twijfelen dat [naam adjunct-directeur] werkzaam was bij de Politie Haaglanden.
6. Naar het oordeel van het hof bieden de stellingen van de gemachtigde wel grond voor twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant. De advocaat-generaal had deze twijfel kunnen wegnemen door (naar aanleiding van de door de gemachtigde ingediende gronden) nadere informatie in het geding te brengen, hetzij een mandaatsbesluit, hetzij informatie te verstrekken waaruit blijkt dat [naam adjunct-directeur] (destijds) werkzaam was bij de Politie Haaglanden. Dat is echter niet gebeurd. Gelet op de fase van de procedure ziet het hof geen grond om de advocaat-generaal alsnog die gelegenheid te bieden. Het hof zal, gelet op de gerezen twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant tot oplegging van de sanctie, de inleidende beschikking vernietigen. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren van de gemachtigde geen bespreking meer.
7. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een verweerschrift in hoger beroep, het indienen van schriftelijke inlichtingen (de gronden tegen de inleidende beschikking) en het bijwonen van de zittingen van de kantonrechter en van het hof. Aan het indienen van een beroepschrift en het verweerschrift in hoger beroep dient telkens één punt te worden toegekend, evenals aan het bijwonen van de zitting. Aan het indienen van schriftelijke inlichtingen wordt een halve punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 toe (gewicht van de zaak = licht). Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.347,50 (= 5,5 x € 490,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij de zaak is teruggewezen naar de officier van justitie;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 182310624 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.347,50, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer ] t.n.v. [gemachtigde] te [plaats] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.