ECLI:NL:GHARL:2017:1805

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
200.198.924/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder in het kader van onderbewindstelling met afwijking van de voorkeur van de rechthebbende

In deze zaak gaat het om de benoeming van een bewindvoerder voor de rechthebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had op 3 juni 2016 de moeder en de stiefvader van de rechthebbende ontslagen als bewindvoerders en [de bewindvoerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en haar zus als bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de rechthebbende en haar moeder werden vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Visser. De huidige bewindvoerder en de zus van de rechthebbende waren ook aanwezig.

Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen die zijn gegeven in het kader van de onderbewindstelling, waaronder de benoeming van de ouders van de rechthebbende als bewindvoerders en de latere benoeming van [J] B.V. als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende beroept zich op de wettelijke voorkeursregel voor de benoeming van een bewindvoerder, zoals vastgelegd in artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof overweegt echter dat er gegronde redenen zijn om van deze voorkeur af te wijken, onder andere vanwege de samenhang tussen het bewind en het testamentair bewind, en de mogelijkheid van belangenverstrengeling.

Uiteindelijk besluit het hof om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, waarbij [de bewindvoerder] als bewindvoerder wordt gehandhaafd. Het hof concludeert dat de huidige bewindvoerder adequaat functioneert en dat er geen aanleiding is om de zus van de rechthebbende als bewindvoerder te benoemen, ondanks de argumenten die door de rechthebbende zijn aangevoerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.198.924/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5111737 VO VERZ 16-1185)
beschikking van 28 februari 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.S. Visser te Stadskanaal.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[moeder rechthebbende] ,

wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder van de rechthebbende / de voormalig bewindvoerder,

2. [broer rechthebbende] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: de broer van de rechthebbende,

3. [zus rechthebbende] ,

wonende te [D] ,
verder te noemen: de zus van de rechthebbende,

4. [de bewindvoerder] B.V. ,

gevestigd te [E] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] / de huidige bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen) van 3 juni 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 september 2016;
- een brief van mr. Visser van 27 september 2016 met productie(s);
- een brief van de huidige bewindvoerder, gedateerd 14 oktober, maar feitelijk zoals ter zitting besproken, 14 november, 2016 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Visser van 26 januari 2017 met productie(s);
- een brief namens mr. Visser van 27 januari 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2017 plaatsgevonden. Namens de rechthebbende en de moeder is mr. Visser verschenen. Namens de huidige bewindvoerder zijn verschenen mevrouw [F] en mevrouw [G] . Voorts is verschenen de zus van de rechthebbende.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 23 april 2002 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, met benoeming van de ouders van de rechthebbende ( [H] en [I] ) tot bewindvoerders.
3.2
Bij beschikking van 6 november 2008 zijn de ouders van de rechthebbende op eigen verzoek ontslagen als bewindvoerders en is [J] B.V. tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij beschikking van 15 januari 2009 is de moeder van de rechthebbende tot medebewindvoerder benoemd.
3.4
Bij beschikking van 15 juli 2009 is op verzoek van de moeder van de rechthebbende [J] B.V. ontslagen als bewindvoerder en is [K] , de huidige echtgenoot van de moeder van de rechthebbende (de stiefvader van de rechthebbende) tot medebewindvoerder benoemd.
3.5
[In] 2013 is de vader van de rechthebbende overleden. In zijn testament, gedateerd 3 september 2008, heeft hij een bewind ingesteld over de door hem aan zijn dochter (de rechthebbende) nagelaten of vermaakte goederen. Verder, voor zover hier van belang, heeft hij zijn zoon, [broer rechthebbende] (de broer van de rechthebbende) tot testamentair bewindvoerder benoemd en bepaald dat de testamentair bewindvoerder rekening en verantwoording dient af te leggen aan de rechthebbende, en als deze niet in staat is om de rekening op te nemen, aan de kantonrechter.
3.6
Bij de bestreden beschikking van 3 juni 2016 heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - ambtshalve de moeder en de stiefvader van de rechthebbende ontslagen als bewindvoerders wegens gewichtige redenen en [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd over de gelden en goederen van de rechthebbende - zo leest het hof - met uitzondering van het vermogen dat onder het testamentair bewind valt.
3.7
Bij beschikking van 26 juli 2016 heeft de kantonrechter ambtshalve de broer van de rechthebbende ontslagen als testamentair bewindvoerder wegens gewichtige redenen en [de bewindvoerder] tot opvolgend testamentair bewindvoerder benoemd. Voorts heeft de kantonrechter bepaald dat de broer van de rechthebbende rekening en verantwoording dient af te leggen aan [de bewindvoerder] . Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat [de bewindvoerder] onderzoek dient te verrichten of de broer van de rechthebbende is tekort geschoten als bewindvoerder in de zorg van het vermogen en of hem dit toegerekend kan worden. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld zodat deze inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechthebbende verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij [de bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder is benoemd, en opnieuw rechtdoende de zus van de rechthebbende tot bewindvoerder te benoemen. Het hoger beroep van de rechthebbende richt zich derhalve niet tegen het ontslag van de moeder en de stiefvader van de rechthebbende als bewindvoerder, maar slechts tegen benoeming van [de bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
De rechthebbende beroept zich op de in dit wetsartikel vastgelegde voorkeursregel, in het kader van haar verzoek om haar zus in plaats van [de bewindvoerder] als bewindvoerder te benoemen.
5.2
Ter zitting in de onderhavige procedure heeft [de bewindvoerder] verklaard dat het onderzoek als bedoeld in rechtsoverweging 3.7 nog niet volledig is afgerond zodat nog niet vaststaat welke financiële gevolgen dit mogelijk kan hebben voor de rechthebbende.
5.3
Gezien de samenhang van het bewind en het testamentair bewind, acht het hof het in dit geval aangewezen dat zowel het bewind als het testamentair bewind wordt uitgevoerd door dezelfde bewindvoerder. Nu [de bewindvoerder] reeds bij in kracht van gewijsde gegane beschikking van de kantonrechter is benoemd tot testamentair bewindvoerder is het hof van oordeel dat reeds daarom sprake is van een gegronde reden om af te wijken van de wettelijke voorkeursregel ex artikel 1:435 lid 3 BW. Daarnaast zou, wanneer de zus van de rechthebbende tot bewindvoerder zou worden benoemd, een belangenverstrengeling kunnen ontstaan nu de zus evenals de rechthebbende erfgenaam is en op dit moment nog niet vaststaat wat de financiële gevolgen van het onderzoek van [de bewindvoerder] naar het door de broer van de rechthebbende uitgevoerde testamentaire bewind zullen zijn voor de nalatenschap. Naar het oordeel van het hof dient dit vermeden te worden.
5.4
Ten slotte overweegt het hof met betrekking tot de stelling van de rechthebbende dat een voordeel van haar zus als bewindvoerder is dat haar zus haar goed kent, daardoor situaties goed kan inschatten en dat zij snel beschikbaar kan zijn in spoedsituaties, als volgt. In hoger beroep is gebleken dat [de bewindvoerder] op dit moment weliswaar nog geen rechtstreeks contact met de rechthebbende heeft, maar dat dit mede op advies is van de begeleiders van de rechthebbende en er wel goed contact is met die begeleiders. Sinds de benoeming van [de bewindvoerder] in juni 2016 zijn er geen problemen geweest bij de uitvoering van het bewind. [de bewindvoerder] heeft ter zitting verklaard dat zij ook goed bereikbaar zijn in het geval van spoedsituaties, bijvoorbeeld wanneer de rechthebbende tijdens een driftbui haar bril of andere spullen kapot heeft gemaakt. Het hof ziet in het door de rechthebbende gestelde daarom evenmin aanleiding om - naast de professionele bewindvoerder in het testamentair bewind - de zus van de rechthebbende tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 3 juni 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.W. Beversluis en M.S. van Gaalen, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 28 februari 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.