Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de benoeming van een bewindvoerder voor de rechthebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de kantonrechter. De kantonrechter had op 3 juni 2016 de moeder en de stiefvader van de rechthebbende ontslagen als bewindvoerders en [de bewindvoerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en haar zus als bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de rechthebbende en haar moeder werden vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Visser. De huidige bewindvoerder en de zus van de rechthebbende waren ook aanwezig.
Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen die zijn gegeven in het kader van de onderbewindstelling, waaronder de benoeming van de ouders van de rechthebbende als bewindvoerders en de latere benoeming van [J] B.V. als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende beroept zich op de wettelijke voorkeursregel voor de benoeming van een bewindvoerder, zoals vastgelegd in artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof overweegt echter dat er gegronde redenen zijn om van deze voorkeur af te wijken, onder andere vanwege de samenhang tussen het bewind en het testamentair bewind, en de mogelijkheid van belangenverstrengeling.
Uiteindelijk besluit het hof om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, waarbij [de bewindvoerder] als bewindvoerder wordt gehandhaafd. Het hof concludeert dat de huidige bewindvoerder adequaat functioneert en dat er geen aanleiding is om de zus van de rechthebbende als bewindvoerder te benoemen, ondanks de argumenten die door de rechthebbende zijn aangevoerd.