ECLI:NL:GHARL:2017:1759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.168.647
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake proceskosten voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 19 januari 2015 een uitspraak deed over een verkeersboete. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de inleidende beschikking aangepast. De betrokkene, die in deze zaak wordt aangeduid als [betrokkene], had beroep ingesteld tegen de afwijzing van de vergoeding voor kosten van professionele juridische bijstand. De kantonrechter had weliswaar een proceskostenvergoeding voor reiskosten toegekend, maar de vergoeding voor juridische bijstand was afgewezen. De betrokkene stelde dat hij zich had laten vertegenwoordigen door [naam] B.V., en dat de beroepschriften waren voorbereid door personeel van deze B.V. en dat de verdediging ter zitting was gevoerd door de directeur van de B.V., [betrokkene].

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de beroepschriften door de betrokkene zelf waren ondertekend en dat hij in persoon ter zitting was verschenen. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand door een derde, zoals vereist voor vergoeding van kosten. De kantonrechter had terecht geoordeeld dat de betrokkene zelf zijn beroepschriften had ingediend en dat er geen bewijs was dat de rechtsbijstand een duurzaam onderdeel was van een taakuitoefening gericht op het vergaren van inkomsten. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand af.

Uitspraak

WAHV 200.168.647
2 maart 2017
CJIB 172910045
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 19 januari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het sanctiebedrag in de inleidende beschikking, heeft de inleidende beschikking gewijzigd in die zin dat als de omschrijving van de gedraging heeft te gelden "overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, met 13 km/h", als de feitcode "VS-13" en als het sanctiebedrag "€ 145,-", heeft het beroep
voor het overige gedeeltelijk gegrond verklaard en het bedrag van de sanctie gematigd tot € 100,-, te vermeerderen met € 7,- administratiekosten en heeft verder bepaald dat een deel van hetgeen door betrokkene tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 65,- door de officier van justitie aan hem wordt gerestitueerd. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten als bedoeld in artikel 13a van de WAHV, ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 20,20.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft een proceskostenvergoeding toegekend voor de gemaakte reiskosten. De door de betrokkene verzochte vergoeding voor kosten van professionele juridische bijstand is door de kantonrechter afgewezen.
2. Het hoger beroep van de betrokkene richt zich tegen de afwijzing van de verzochte vergoeding voor kosten van professionele juridische bijstand. Daartoe wordt aangevoerd dat de betrokkene zich wel degelijk heeft laten vertegenwoordigen door een derde, te weten door [naam] B.V. Dat [betrokkene] privé in deze zaak de betrokkene betreft doet daar niet aan af. Het beroepschrift is voorbereid en uitgewerkt door personeel van de B.V. en de verdediging ter zitting is gevoerd door de directeur van de B.V., namelijk [betrokkene] . Voor de beroepschriften is gebruik gemaakt van het briefpapier van de B.V. Als directeur van de B.V. tekent [betrokkene] alle uitgaande post af. De kantonrechter is er dan ook ten onrechte vanuit gegaan dat [betrokkene] als de betrokkene zelf het beroepschrift heeft ingediend en ter zitting aanwezig was.
3. Ten aanzien van het verzoek van de betrokkene om vergoeding van kosten van professionele juridische bijstand, heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
"In het onderhavige geval is echter niet gebleken dat er sprake is van rechtsbijstand die vast onderdeel vormt van een duurzame op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Betrokkene heeft zowel in de fase van het beroep bij de kantonrechter als in de fase van het beroep bij de officier van justitie zelf zijn beroepschriften ingediend. Bovendien is betrokkene zelf ter zitting verschenen, zonder gemachtigde."
4. Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, van de WAHV verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
5. Ingevolge artikel 1, onder a, van het Besluit kan een veroordeling in de kosten betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
6. Het hof dient de vraag te beantwoorden of in dit geval sprake is van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In dit verband stelt het hof vast dat de beroepschriften tegen de inleidende beschikking en de beslissing van de officier van justitie zijn ondertekend door de betrokkene zelf. In de beroepschriften is ook niet aangegeven dat beroep wordt ingesteld namens de betrokkene. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter dat de betrokkene in persoon is verschenen. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat geen sprake is van een door
een derdeberoepsmatig verleende rechtsbijstand. Dat de betrokkene directeur is van [naam] B.V. en dat voor de beroepschriften gebruik is gemaakt van het briefpapier van die B.V., maakt dit niet anders.
7. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het verzoek om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand terecht heeft afgewezen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.