ECLI:NL:GHARL:2017:1706

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
21-004352-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het telen van hennep, maar het openbaar ministerie stelde dat deze vrijspraak onterecht was. Het hof heeft vastgesteld dat met het verstrekken van voeding, licht en water aan hennepplanten, ook al is dit in een tijdsbestek van één dag, er sprake is van telen. De verdachte had een systeem ontwikkeld waarbij de planten automatisch werden voorzien van de benodigde middelen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk 594 hennepplanten had geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van diefstal van elektriciteit, wat het hof eveneens bewezen achtte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een taakstraf van 160 uren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van het medeplegen van de feiten, maar de bewezenverklaring van de telen van hennep en diefstal van elektriciteit handhaafde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004352-14
Uitspraak d.d.: 22 februari 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 juli 2014 met parketnummer 05-821324-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1950] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 februari 2013 te Putten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 594 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 594 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
2:
hij op of omstreeks 13 februari 2013 te Putten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit (35.331 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het openbaar ministerie heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van het telen van hennep op 13 februari 2013. De rechtbank heeft volgens het openbaar ministerie ten onrechte overwogen dat het bestanddeel ‘telen’ een productieproces impliceert waarvan niet gezegd kan worden dat dit op één dag plaatsvindt.
Het hof overweegt dat ‘telen’ een proces is waarin iets tot ontwikkeling wordt gebracht. Een proces van (laten) groeien. Het begrip ‘telen’ impliceert niet dat een eindstadium van groei moet zijn bereikt. Naar het oordeel van het hof is met het verstrekken van voeding, licht en water, al dan niet in een geautomatiseerd proces, een hennepplant – ook in een tijdsbestek van één dag – verder tot ontwikkeling gekomen en er is dan ook zonder meer sprake van telen. Het hof overweegt in dit verband nog dat verdachte een bepaald systeem had ontwikkeld waarbij de planten automatisch gevoed en bewaterd werden. [2] Om de twee uur sloeg een waterpomp aan die vervolgens ongeveer vier uur draaide.
De bewateringsslangen die verdachte door de kwekerij had gelegd, voedden ook de planten. [3] Wanneer verdachte niet fysiek aanwezig was, werden de planten automatisch voorzien van het benodigde licht, water en voeding. Gelet op het voorgaande is het hof – anders dan de rechtbank – van oordeel dat ook het telen door verdachte van 594 hennepplanten op 13 februari 2013 bewezen kan worden.
Daarbij betrekt het hof voorts het volgende. Verdachte heeft aangegeven dat hij de kwekerij alleen heeft opgebouwd, alles alleen heeft aangelegd en hij ook zonder hulp van anderen de stroom buiten de elektriciteitsmeter om heeft afgetapt.
Op grond hiervan is het hof daarnaast met de rechtbank van oordeel dat voor medeplegen onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Het hof zal verdachte op dit punt dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat de diefstal van stroom, uitgezonderd het medeplegen, bewezen kan worden en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- De aangifte van Liander; [4]
- De bekennende verklaring van verdachte. [5]
Vanwege verdachtes bekennende verklaringen wordt met deze opsomming volstaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks13 februari 2013 te Putten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 594 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 594 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten);
2:
hij op
of omstreeks13 februari 2013 te Putten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit
(35.331 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Voor de bepaling van de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting.
In beginsel acht het hof onder meer een taakstraf voor de duur van 180 uren op zijn plaats, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met iets meer dan een half jaar zal verdachte hiervoor in de op te leggen straf worden gecompenseerd en aan hem een straf worden opgelegd van de hierna aan te geven duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. K.J.C. Geeve, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K. Elema, griffier,
en op 22 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J.C. Geeve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
mr. L.J. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 februari 2017.
Tegenwoordig:
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
K. Elema, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.In de hierna opgesomde bewijsmiddelen wordt verwezen naar het in de wettelijke opgemaakt proces-verbaal door verbalisanten van de Politie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Ermelo-Putten, genummerd 2013014162, gesloten en getekend op 4 juli 2013 en in de bijbehorende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Opiumwet, p. 80.
3.Proces-verbaal van verhoor, p. 43.
4.Proces-verbaal van aangifte Liander NV, p. 52-53.
5.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2014 en 8 februari 2017.