Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de vrouw en de man, na hun echtscheiding op 24 augustus 2016. De vrouw had in eerste aanleg een verzoek ingediend om een alimentatiebijdrage van € 4.000,- per maand, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen. De vrouw ging in hoger beroep en voerde negen grieven aan, die onder andere betrekking hadden op haar behoefte aan alimentatie, de draagkracht van de man en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw, gezien haar gezondheidsproblemen en arbeidsongeschiktheid, een behoefte heeft aan een alimentatie van € 1.458,- netto per maand. De man, die in een WW-uitkering verkeert en een eigen bedrijf heeft opgericht, heeft onvoldoende draagkracht om aan deze behoefte te voldoen. Het hof heeft de grieven van de vrouw gedeeltelijk toegewezen, maar de beslissing van de rechtbank om de alimentatie af te wijzen, werd bekrachtigd.
Daarnaast heeft het hof de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap besproken, waarbij de vrouw verzocht om de Volvo 240 GLE aan de man toe te delen en een bedrag van € 500,- te verrekenen. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende onderbouwd had dat de man onterecht had gehandeld. De beslissing van de rechtbank werd in zijn geheel bekrachtigd, en de proceskosten werden gecompenseerd.