In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag in de precariobelasting die aan belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden. De aanslag, ter hoogte van € 808,72, was opgelegd voor het jaar 2015. Belanghebbende, eigenaar van een woonboot, had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na een uitspraak op bezwaar. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 31 januari 2017 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat de aanslag nietig was omdat op het aanslagbiljet 'precario' stond vermeld in plaats van 'precariobelasting'. Ook voerde hij aan dat de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel had geschonden door andere belastingplichtigen niet in de heffing te betrekken. De heffingsambtenaar betwistte deze stellingen en stelde dat de aanslag terecht was opgelegd.
Het Hof oordeelde dat de aanslag niet nietig was, ondanks de terminologie op het aanslagbiljet. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet heffingsbevoegd was, maar dat dit niet betekende dat de aanslag niet kon worden opgelegd. Uiteindelijk werd de aanslag verminderd tot € 539,15, en werd het griffierecht aan belanghebbende vergoed. De uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar werden vernietigd.