Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter van 23 augustus 2016, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De moeder voerde vier grieven aan, waaronder het ontbreken van toegang tot een deskundigenrapport over de vader en de gronden waarop de kinderrechter de verlenging had gebaseerd. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg besproken en de relevante feiten uiteengezet, waaronder de ondertoezichtstelling van de kinderen en de eerdere uithuisplaatsingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2017 zijn zowel de moeder als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET) verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 20 februari 2014 onder toezicht staan en dat zij op 11 februari 2015 met spoed uit huis zijn geplaatst. De moeder heeft verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en te bepalen dat het perspectief van de kinderen bij haar ligt. Het hof heeft de grieven van de moeder besproken en geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was, gezien de ontwikkelingsproblemen van de kinderen en de onveilige situatie bij de ouders. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, waarbij het hof de gronden van de beslissing heeft verbeterd.