In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 21 maart 2016 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene had tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. De Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) had op 9 september 2015 een verzoek gestuurd aan de betrokkene om de gronden van zijn beroepschrift toe te zenden. De betrokkene heeft op 3 oktober 2015 de gronden aangevuld, maar deze zijn in een verkeerd dossier gevoegd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep door de kantonrechter.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen sprake was van verzuim, aangezien de betrokkene zijn beroepschrift tijdig had aangevuld. De rechtbank had de beslissing van de kantonrechter niet in stand kunnen houden, omdat de betrokkene wel degelijk gronden had aangevoerd voor zijn beroep. Het hof heeft daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een correcte dossierbehandeling door de CVOM en bevestigt dat een niet-ontvankelijk verklaring niet gerechtvaardigd is wanneer de betrokkene zijn gronden tijdig heeft ingediend. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2017.