Uitspraak
kantoorhoudende te [kantoorplaats].
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2015. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend.
De kern van de zaak draait om de bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee bij de constatering en sanctionering van gedragingen. De kantonrechter had overwogen dat de gedraging rechtmatig was geconstateerd door een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee. In hoger beroep werd niet ontkend dat de gedraging had plaatsgevonden, maar werd wel de vraag gesteld of de verbalisant daadwerkelijk belast was met een politietaak.
Het hof oordeelt dat de verbalisant bevoegd was tot opsporing van strafbare feiten, ongeacht de vraag of hij met een politietaak was belast. Dit is gebaseerd op artikel 4 van de Politiewet 2012, dat de Koninklijke Marechaussee in dezelfde positie plaatst als de politie wat betreft opsporingsbevoegdheden. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.