ECLI:NL:GHARL:2017:1490

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.167.461
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 23 januari 2015 het beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en de inleidende beschikking vernietigde. De betrokkene was beschuldigd van het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 11 maart 2013. De officier van justitie stelde dat de betrokkene de gedraging had verricht, maar de betrokkene betwistte dit en voerde aan dat hij een alcoholslotapparaat in zijn handen had. De kantonrechter had twijfels over de juistheid van de verklaring van de verbalisant en verklaarde het beroep gegrond.

De officier van justitie ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat het dossier geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het gerechtshof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot twijfel. Het hof constateerde dat de betrokkene consistent had aangevoerd dat hij een alcoholslot in zijn handen had en dat er vragen waren over de waarneming van de verbalisant.

Het hof concludeerde dat er gerede twijfel bestond over de gedraging en dat de kantonrechter de inleidende beschikking terecht had vernietigd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

WAHV 200.167.461
21 februari 2017
CJIB 171704192
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 23 januari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”, welke gedraging zou zijn verricht op 11 maart 2013 om 10:10 uur op de Laan van Meerdervoort te [woonplaats] met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De betrokkene heeft zowel in de procedure bij de officier van justitie als in de procedure bij de kantonrechter betwist dat hij de gedraging heeft verricht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij, zoals hij ook al direct bij de staandehouding kenbaar had gemaakt, niet een mobiele telefoon maar een alcoholslotapparaat in zijn handen had.
3. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verweer van de betrokkene twijfel bij hem heeft doen ontstaan of de betrokkene de gedraging heeft verricht en dat hij het er voor houdt dat dat niet het geval is. De kantonrechter heeft vervolgens het beroep gegrond verklaard.
4. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en stelt daartoe dat het dossier geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht, zodat deze voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht.
5. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: de bestuurder hield tijdens het rijden een mobiele telefoon in zijn linker hand dan wel hield deze geklemd tussen schouder en / linker oor. Het betrof een mobiele telefoon van het merk (...) iPhone (...), type 5” (...).
Verklaring betrokkene: Ik was niet aan het bellen maar ik zat met mijn alcoholslot."
7. Gelet op hetgeen de betrokkene gedurende de gehele procedure consistent en vasthoudend heeft aangevoerd, is bij het hof gerede twijfel ontstaan of de gedraging is verricht. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking. Zoals uit het zaakoverzicht blijkt, heeft de betrokkene reeds bij de staandehouding specifieke omstandigheden aangevoerd (de aanwezigheid en werking van het alcoholslot) die vragen oproepen over de waarneming van de verbalisant. Een nadere toelichting van de verbalisant op dit punt was dan ook op zijn plaats geweest. Nu deze niet voorhanden is, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de betrokkene een mobiele telefoon in zijn hand had. Het hof acht het in deze fase van de procedure, mede gelet op het tijdsverloop na de pleegdatum en de omstandigheid dat het openbaar ministerie in deze zaak het hoger beroep heeft ingesteld, niet aangewezen om de advocaat-generaal alsnog te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant in het geding te brengen. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
8. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter de inleidende beschikking terecht vernietigd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter derhalve bevestigen.
9. Er zijn geen termen aanwezig voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.