In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 6 maart 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 109,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 13 km/h. Dit zou zijn gebeurd op 10 september 2014 om 14.57 uur op de Provinciale weg N240 / Westerterpweg te Slootdorp. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er twee boetes waren opgelegd voor snelheidsovertredingen die op hetzelfde tijdstip zouden zijn gepleegd, en dat dit onmogelijk was. Het hof oordeelt dat in WAHV-zaken de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid daarvan twijfelen.
Het hof concludeert dat er inderdaad sprake is van twee afzonderlijke gedragingen, die op verschillende tijdstippen zijn verricht, en dat de betrokkene voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn snelheid aan te passen. De gemachtigde heeft geen specifieke feiten aangedragen die aanleiding geven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Het hof bevestigt dan ook de beslissing van de kantonrechter, waarbij de werkelijke snelheid van de betrokkene op dat moment 63 km/h was, terwijl de toegestane snelheid 50 km/h was. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd, en het hof wijst erop dat de sanctie terecht is opgelegd.