ECLI:NL:GHARL:2017:1392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
200.195.342/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerder in familiezaken met verstoorde verhoudingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming en het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, die onder bewind is gesteld, verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2016 te vernietigen, waarin een professionele bewindvoerder was benoemd. De rechthebbende was van mening dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van haar zus, die eerder als bewindvoerder was aangesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 2017 in Zwolle, waar de rechthebbende, haar advocaat en verschillende zussen aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de zus van de rechthebbende had ontslagen vanwege verstoorde familieverhoudingen, die volgens de kantonrechter een goede uitvoering van het bewind belemmerden. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de zus tekort was geschoten in haar taak als bewindvoerder. De rechthebbende had aangegeven tevreden te zijn over de uitvoering van het bewind door haar zus. Het hof heeft ook opgemerkt dat de benoeming van de professionele bewindvoerder niet had geleid tot verbetering van de verhoudingen binnen de familie.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de zus van de rechthebbende opnieuw benoemd tot bewindvoerder. De professionele bewindvoerder is ontslagen. Het hof benadrukte dat de bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende voorop staat en dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de zus als bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.195.342/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland: 4955754 MT VERZ 16-3648)
beschikking van 14 februari 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: voorheen mr. I.M. Borggreve respectievelijk mr. Salim thans mr. L. Nix te Amsterdam,
en de overige belanghebbenden:
[zus1],
wonende te [B] ,
verder te noemen: zus [zus1] ,
[zus2],
wonende te [A] ,
verder te noemen: zus [zus2] ,
[zus3],
wonende te [C] ,
verder te noemen: zus [zus3] ,
[de bewindvoerder] B.V.,
kantoorhoudend te [D] ,
verder te noemen: de professionele bewindvoerder dan wel [de bewindvoerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 7 april 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 6 juli 2016.
2.2
De brieven met bijlagen van zus [zus2] van 8 september 2016 en 18 januari 2017 zijn niet op de voorgeschreven wijze ingediend en heeft het hof daarom buiten beschouwing gelaten met het oog op de goede procesorde.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 27 januari 2017 te Zwolle plaatsgevonden. Verschenen zijn de rechthebbende en haar advocaat, zus [zus1] , zus [zus3] , zus [zus2] en namens de professionele bewindvoerder de heer [E] . Als toehoorders zijn voorts aanwezig geweest de echtgenoten van respectievelijk zus [zus1] , zus [zus3] en zus [zus2] , alsmede de dochter van zus [zus2] , [F] .

3.3. De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van de kantonrechter te Hilversum (rechtbank Amsterdam, sector Kanton, locatie Hilversum) van 23 april 2003 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld en is zus [zus2] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 21 augustus 2014 is zus [zus2] ontslagen als bewindvoerder en is zus [zus1] tot bewindvoerder van de rechthebbende benoemd.
3.3
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter (ambtshalve) zus [zus1] ontslagen als bewindvoerder van de rechthebbende en een professionele bewindvoerder voor haar benoemd ( [de bewindvoerder] ). De kantonrechter heeft daartoe kort gezegd overwogen dat de verstoorde familiebetrekkingen een goede uitvoering van het bewind over het vermogen van de rechthebbende en het toezicht daarop belemmeren.
3.4
De rechthebbende kan zich niet vinden in de bestreden beschikking en is daarvan in hoger beroep gekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechthebbende verzoekt het hof om aldus recht te doen dat de beschikking van de kantonrechter van 7 april 2016 wordt vernietigd, en opnieuw rechtdoende, de benoeming van [de bewindvoerder] alsnog af te wijzen en te bepalen dat zus [zus1] met ingang van de gevraagde beschikking tot bewindvoerder wordt benoemd. Zus [zus1] heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd. Zij is het eens met het verzoek van rechthebbende en heeft zich bereid verklaard die taak (weer) op zich te nemen.
4.2
Zus [zus2] en zus [zus3] hebben ter zitting mondeling verweer gevoerd en verzoeken het hof aldus recht te doen dat [de bewindvoerder] bewindvoerder van de rechthebbende zal blijven.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewindvoerder ontslaan hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de (nieuwe) bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Op grond van artikel 1:435 lid 4 BW wordt, tenzij het derde lid is toegepast, indien de rechthebbende en/of betrokkene is gehuwd of een andere levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot of de andere levensgezel tot bewindvoerder en/of mentor benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder en/of mentor benoemd.
5.3
Het hof overweegt als volgt. In de toelichting bij voormeld artikel en in de jurisprudentie en literatuur worden als voorbeelden van gewichtige redenen voor het ontslag van een bewindvoerder genoemd het voeren van een slecht bewind en/of nalatigheid waardoor het vermogen van de rechthebbende negatief wordt geraakt, nalatigheid bij het insturen van de rekening en verantwoording of informeren van de kantonrechter en het niet informeren van de rechthebbende.
5.4
Het hof is in dit verband niet gebleken dat zus [zus1] tekort is geschoten in haar taak als bewindvoerder van de rechthebbende. Zus [zus1] heeft die taak op 21 augustus 2014 overgenomen van zus [zus2] en heeft blijkens de toelichting van [de bewindvoerder] over de periode daarna rekening en verantwoording afgelegd, waarmee [de bewindvoerder] zich akkoord heeft verklaard. Uit de verklaringen van de rechthebbende blijkt voorts dat zij tevreden is over de wijze waarop zus [zus1] het bewind heeft uitgevoerd en ook uit de verklaringen van de overige belanghebbenden kan het hof niet afleiden dat sprake is van gewichtige redenen voor ontslag.
5.5
Het hof stelt voorop dat het primaire doel van een onderbewindstelling is gelegen in de bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende. Het hof heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende onvoldoende zijn gewaarborgd bij uitvoering van het bewind door zus [zus1] . Zus [zus1] is bovendien degene die naar zeggen van de rechthebbende haar het meest nabij staat en haar uitdrukkelijke voorkeur heeft. De opvattingen over de wijze waarop zus [zus2] haar taak als bewindvoerder heeft uitgevoerd lopen uiteen en de emoties daarover lopen –zo heeft het hof ook ter zitting kunnen constateren- hoog op. De familieverhoudingen zijn als gevolg hiervan verstoord geraakt. De wijze waarop zus [zus2] het bewind ten behoeve van de rechthebbende heeft uitgevoerd ligt echter niet ter beoordeling voor en de juistheid van de verwijten over en weer in dat kader kan hier dan ook in het midden blijven. Nu het bewind niet –primair- bedoeld is om de onderlinge familieverhoudingen te normaliseren, de benoeming van [de bewindvoerder] niet heeft geleid tot verbetering van de onderlinge verhoudingen in de familie of zal leiden, is er geen grond de benoeming van [de bewindvoerder] als bewindvoerder te handhaven.
5.6
Het voorgaande betekent dat er naar het oordeel van het hof geen gewichtige redenen zijn voor het ontslag van zus [zus1] als bewindvoerder van de rechthebbende. De bestreden beschikking kan daarom niet in stand blijven. Het hof zal conform het verzoek van rechthebbende zus [zus1] met ingang van de dag van deze beschikking opnieuw tot bewindvoerder benoemen, waarna de taak van [de bewindvoerder] ten einde komt.

6.De slotsom

6.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 7 april 2016 waarvan beroep met ingang van heden;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt met ingang van heden [zus1] tot bewindvoerder van de rechthebbende;
verleent met ingang van heden [de bewindvoerder] B.V. ontslag als bewindvoerder;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, J.B. de Groot en M.P. den Hollander en is op 14 februari 2017 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.