Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 14 februari 2017 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een minderjarige en zijn vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een geheim adres en wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. B.H. Werink. De vader, verweerder in hoger beroep, woont te [A] en wordt bijgestaan door mr. M. Wierts. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord is als overige belanghebbende aangemerkt. De zaak betreft een doorbreking van een impasse in de omgangsregeling, waarbij het hof heeft besloten tot een proefcontact tussen de minderjarige en de vader.
Het hof verwijst naar eerdere beslissingen en heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de opvoedingssituatie van de minderjarige. De raad heeft op 12 januari 2017 gerapporteerd dat er geen contra-indicaties zijn voor contact tussen de minderjarige en de vader, maar dat er nog geen band tussen hen bestaat. De moeder is van mening dat een proefcontact te vroeg is, terwijl de vader dit contact zo snel mogelijk wenst. De GI heeft geadviseerd om binnen drie maanden een proefcontact te realiseren, waarbij zorgvuldigheid en voortvarendheid in acht moeten worden genomen.
Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de impasse te doorbreken en dat de moeder geen voorwaarden kan stellen aan het proefcontact. De beslissing van de rechtbank Noord-Nederland is bekrachtigd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak benadrukt het belang van de relatie tussen de minderjarige en de vader en de noodzaak om deze relatie op een zorgvuldige manier op te bouwen.