ECLI:NL:GHARL:2017:1384

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
21-006941-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op ex-partner met gebruik van oxycodon en mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, die in Zwolle gedetineerd was, werd beschuldigd van poging tot moord op zijn ex-partner. De feiten vonden plaats tussen 12 en 16 september 2014, waarbij de verdachte zijn ex-partner meerdere malen oxycodon toediende in de hoop haar te doden. Toen dit niet lukte, heeft hij geprobeerd haar met een mes in de hals te steken. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigen en forensisch bewijs, als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld. De verdachte had voldoende tijd om na te denken over zijn daden, wat duidt op voorbedachte raad. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van €2.320,34, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006941-15
Uitspraak d.d.: 21 februari 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 1 december 2015 met parketnummer 08-730520-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in Zwolle in de PPC.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 juni 2016 en 7 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. van Linde, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 september 2014, althans in of omstreeks de periode van 12 september 2014 tot en met 16 september 2014, te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg,
-meerdere pijnstillers en/of andere medicatie, opgelost in water, aan die [slachtoffer] heeft gegeven, waardoor die [slachtoffer] werd versuft/gedrogeerd, en/of
-met een mes, althans een scherp voorwerp, in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 september 2014, althans in of omstreeks de periode van 12 september 2014 tot en met 16 september 2014, te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door opzettelijk en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de keel/hals van die [slachtoffer] te snijden en/of te steken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] letsel en pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Anders dan de raadsman legt het hof de tenlastelegging zo uit dat het drogeren van [slachtoffer] als een zelfstandige poging tot doden is ten laste gelegd.
Bewijsmiddelen [1]
Op 16 september 2014 kwam [slachtoffer] met haar collega [getuige 1] op het politiebureau in [gemeente] . Zij was hier op aanraden van de huisarts naar toegegaan. [slachtoffer] verklaarde dat zij al 20 jaar een relatie heeft met [verdachte] en met hem samenwoont in [woonplaats] . [2] Afgelopen vrijdag, 12 september 2014, zou zij om 13.00 uur aan het werk gaan in de bibliotheek in [gemeente] . [3] Omdat zij veel last had van haar nek, kreeg zij die ochtend van [verdachte] een glas water met daarin opgelost paracetamol, althans dat dacht zij. [slachtoffer] verklaarde dat zij niet weet hoeveel tijd ertussen zat, maar ze voelde zich misselijk worden en is naar de wc gestrompeld. Het lukte haar niet om over te geven, vervolgens is ze naar de keuken gegaan en heeft in de gootsteen overgegeven. [verdachte] belde naar haar werk en had gevraagd om terug te bellen. Even later belde haar collega [getuige 1] terug. [slachtoffer] heeft haar collega [getuige 1] verteld dat zij niet kwam werken omdat ze waarschijnlijk buikgriep had. Hierna heeft zij een bak yoghurt gegeten als ontbijt. [slachtoffer] weet vervolgens niet meer wat er daarna is gebeurd, alleen dat zij op een gegeven moment wakker werd. Zij zag het gezicht van [verdachte] boven haar gezicht en ze zag een mes. Ze is zich gaan verweren en onder hem uitgekomen. [verdachte] heeft haar geholpen om weer achterover op de kussens te gaan liggen. [verdachte] vertelde haar dat hij ongeveer anderhalf jaar problemen had en aan zelfmoord dacht. Hij wilde haar niet alleen achterlaten met de sores en wilde samen met haar zelfmoord plegen. Volgens [slachtoffer] had hij dit nooit eerder met haar besproken. [slachtoffer] verklaarde verder dat [verdachte] haar vertelde dat hij die vrijdagochtend vier morfinepillen in het glas water had opgelost en dat hij na het eten van de bak yoghurt nog een glas water met daarin twee morfinepillen had gegeven. Hij hoopte dat zij in coma zou raken en zou overlijden. Zelf had hij ook twee morfinepillen ingenomen. Toen hij doorhad dat zij niet door de pillen dood zou gaan wilde hij haar doden met het mes. [slachtoffer] verklaarde dat [verdachte] haar vertelde dat hij wel een half uur naast haar had gelegen met het mes in zijn handen en bij zichzelf had nagedacht hoe hij haar in één steek dood zou kunnen maken. [4] [slachtoffer] verklaarde verder dat de wond direct begon te bloeden en dat haar nachthemd en een dekbedhoes onder het bloed zaten. Ook op het kussen zat bloed. De wond bevond zich onder haar kin op haar hals. Volgens [slachtoffer] had [verdachte] gezegd dat het zijn bedoeling was om door deze actie met de morfine hen samen van kant te maken. Hij wilde zichzelf in het mes laten vallen en zo een einde aan zijn leven maken. Die dinsdag, 16 september, was [slachtoffer] naar werk gegaan en had ze een coltrui aangedaan in de hoop dat de wond op haar keel niet zou opvallen. Haar collega [getuige 1] zag dit direct en zij heeft [getuige 1] toen de waarheid verteld. [slachtoffer] is samen met haar collega naar de huisarts gegaan en die raadde haar aan naar de politie te gaan. [slachtoffer] verklaarde dat [verdachte] het mes in de vuilnisbak had gegooid. [5]
[slachtoffer] verklaarde op 1 juli 2015 bij de rechter-commissaris dat [verdachte] haar had proberen te overtuigen van het feit dat de steekwond bij haar afgemaakt moest worden. Hij gaf aan dat hij zijn werk wilde voltooien. [6]
[getuige 1] heeft op 16 september 2014 verklaard dat zij op 12 september 2014 werd gebeld door [verdachte] , de partner van [slachtoffer] , met het verzoek om hen terug te bellen. Even later belde zij terug en kreeg ze [slachtoffer] aan de lijn. [slachtoffer] meldde zich ziek, ze vertelde dat ze had overgegeven in de gootsteen. [7] Op 16 september kwam [slachtoffer] op het werk. [getuige 1] zag dat ze een wond in haar halsstreek had en een coltrui droeg. Gezien het mooie weer vond [getuige 1] dit vreemd en vroeg [slachtoffer] wat er was gebeurd. [slachtoffer] raakte geëmotioneerd en vertelde dat haar partner [verdachte] met zelfmoordneigingen loopt en had aangegeven dat hij samen met haar uit het leven wilde stappen. Ze vertelde dat ze op bed aan het slapen was en ineens voelde dat ze in haar halsstreek gesneden werd. Eerder op de dag had ze van [verdachte] een glas drinken met daarin – voor haar gevoel – paracetamol gekregen. Ze voelde zich meteen afwezig en niet goed en heeft in de keuken overgegeven. [slachtoffer] vertelde dat ze erg moe werd, waarschijnlijk van de medicatie en dat ze naar bed is gegaan om te slapen. Ze is in slaap gevallen en werd wakker toen ze voelde dat ze gesneden werd. Verder vertelde [slachtoffer] haar dat ze het hele weekend in de slaapkamer heeft doorgebracht met [verdachte] en gesprekken heeft gehad over zelfmoord of aangrenzende onderwerpen. [8]
Getuige [getuige 2] heeft op 7 oktober 2014 een verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij [verdachte] sinds 2007 kent. [9] Zij had [verdachte] op 8 september 2014 voor het laatst gezien en op 15 september heeft ze nog telefonisch contact met hem gehad. [10] [verdachte] nam vaak Amitriptyline van haar weg, samen met Oxynorm. Zij had hem ook wel eens een strip gegeven. [verdachte] dacht dat hij er dood aan zou gaan. Tijdens het laatste telefoongesprek, op 15 september, vertelde [verdachte] haar: “Het is niet gelukt. Godverdomme had ik gedacht dat ik aan die medicijnen dood zou gaan. Ik heb er vorige week drie genomen. Toen heb ik zaterdag twaalf pillen genomen en ik heb alleen maar geslapen en nu ben ik nog niet dood.” [getuige 2] verklaarde dat zij [verdachte] een keer drie en een keer een hele strip Oxynorm 5 mg had gegeven. Ook zag zij meerdere keren dat zij pillen miste. [11]
Op 17 september 2014 heeft een doorzoeking in de woning van verdachte en [slachtoffer] plaatsgevonden. Op aanwijzen van verdachte is een mes dat bij de vuilnis zou zijn gegooid aangetroffen in een vuilniszak. In de wasmachine in de schuur lag een bebloed dekbedovertrek en bebloede kussenslopen. Op het bed in de slaapkamer lagen een bebloed nachthemd en heren T-shirt. Onder het nachtkastje naast de deur lag een sigarettendoosje met daarin twee medicijnstrips met opschrift Oxynorm 5 mg. In een van deze strips waren drie capsules aanwezig waarop stond “ONR 5”. De overige strips waren leeg. In het sigarettendoosje was nog een losse soortgelijke capsule aanwezig. In de rechter buitenzak van een leren herenjas die op het bed lag, zaten twee soortgelijke capsules “ONR 5”. [12]
Door dr. I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog van het NFI, is een rapport opgemaakt. [13] Aan Bosman zijn algemene vragen gesteld met betrekking tot de werking en effecten van het geneesmiddel Oxynorm 5 mg. Bosman beschrijft als bijwerkingen van oxycodon: ‘bij therapeutisch gebruik zijn onder andere maag-darmklachten (misselijkheid, braken), duizeligheid, sufheid, verwardheid, angst, kortademigheid (dyspneu), stemmingsverandering, euforie en zweten. Bepaalde bijwerkingen zoals misselijkheid en sufheid treden vooral op in het begin van de behandeling. Symptomen die op kunnen treden bij overdosering zijn ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), hypothermie, bradycardie, spierzwakte, hypotensie en shock’.
Op gestelde vragen heeft Bosman onder meer geantwoord:
‘Op de strippen met capsules staat vermeld: OxyNorm capsules 5 mg, oxycodon HCI. De werkzame stof in deze capsules is oxycodon (...) Bij gebruik van oxycodon kan demping van het centrale zenuwstelsel optreden waardoor het bewustzijn/gedrag kan zijn beïnvloed. Bij therapeutisch gebruik kan dit aanleiding geven tot onder andere sufheid en bij overdoseringen kunnen bewustzijnsdaling en uiteindelijk coma optreden. Volgens ontvangen informatie zou het slachtoffer misselijk zijn geworden en hebben overgegeven en na een tweede dosis in diepe slaap of coma zijn geraakt. Deze bijwerkingen en effecten zijn beschreven na het gebruik van oxycodon (...). Indien de concentratie van oxycodon in het bloed van [slachtoffer] zou zijn gemeten, was vergelijking met gegevens uit de literatuur mogelijk geweest en zou een inschatting kunnen worden gemaakt of het hier zou zijn gegaan om een therapeutische, toxische of mogelijk fatale concentratie.’
Op 4 augustus 2015 is een aanvullend toxicologisch rapport opgemaakt. Hierin wordt door Bosman op een aanvullende vraag over oxycodon geantwoord: ‘Een overdosering met oxycodon kan leiden tot de dood.’ [14]
Door P.G. de Groot, forensisch arts, is een letselrapportage opgemaakt over het letsel van [slachtoffer] . [15] De Groot heeft op 16 september 2014 een letselonderzoek gedaan en beschrijft het volgende:

Waaruit bestaat het letsel?Aan de voorzijde van de hals, een fractie rechts van het midden en even boven de adamsappel, wordt een scherp begrensde huidonderbreking gevonden. De lengte bedraagt 2,5 cm. De wondranden zijn iets onregelmatig en wijken tot 0,8 cm. De wondbodem is wisselend bedekt met een dun, gelig beslag. De wondranden zijn licht naar binnen getrokken (...)
Hoe kunnen deze letsels ontstaan?
Het letsel in de hals is passend bij mechanisme insnijding met een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een mes. Het beslag op de wondbodem en het licht naar binnen trekken van de wondranden duidt erop dat het letsel op het moment van observatie niet vers is. Het is waarschijnlijk ruim ouder dan 24 uur, mogelijk enige dagen (...)
Is het waarschijnlijker dat het letsel past bij het opzettelijk toebrengen ervan of kan het zijn ontstaan door of tijdens de worsteling die na het ontwaken van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden?
Ten aanzien van de insnijding in de hals; gezien het feit dat het hier één enkele insnijding betreft, horizontaal verlopend en bijna in de middellijn van de hals gelegen, is een opzettelijk toebrengen waarschijnlijker dan een toebrengen tijdens een worsteling.’
De Groot heeft op 24 augustus 2015 op aanvullende vragen geantwoord [16] :

Zijn er bij de mogelijke oorzaken van het letsel verschillen in het letsel te verwachten?
(...) Een verwonding als bij betrokkene (een enkele, rechte wond, in dwarse richting, aan de voorkant van de hals, nabij de mediaanlijn), als gevolg van het scenario ‘schermutseling’ ligt niet erg voor de hand (...) Een verwonding aan de voorkant van de hals, nabij de middenlijn, in dwarse richting, wijst wel op een zekere mate van controle en maakt dus het intentionele scenario waarschijnlijker.’
Door D. Botter, forensisch arts van het NFI, is in opdracht van de rechter-commissaris een rapport opgemaakt. [17] Botter heeft onderzoek gedaan naar de aard en mogelijke oorzaken van letsels die op 16 september 2014 bij [slachtoffer] zijn vastgesteld. Botter beschrijft ten aanzien van het letsel:
‘Aan de voorzijde van de hals bevindt zich een scherprandige huidperforatie. Een dergelijk letsel wordt veroorzaakt door uitwendige inwerking van mechanisch geweld, uitgeoefend met een snijdende en/of stekende en/of drukkende beweging met een scherprandig voorwerp zoals bijvoorbeeld een mes, schaar of glasscherf, etc. Indien het mes zoals afgebeeld in het proces-verbaal (SIN AAGA0023NL) een scherprandig lemmet heeft, bezit het de fysieke kenmerken om een dergelijk letsel te kunnen veroorzaken. Uit de medische verklaring van de behandelend arts blijkt dat de wond een oppervlakkige klieving betrof, beperkt tot de dikte van de huid en de onderhuidse vetlaag.’
Over de relatie tussen de letsels en de vermelde toedracht worden door Botter drie mogelijke scenario’s beschreven. Ten aanzien van de vraagstelling met betrekking tot de waarschijnlijkheid van de scenario’s stelt Botter:
‘Het letsel aan de hals is meest waarschijnlijk veroorzaakt door een snijbeweging
of druk met (of tegen) een scherprandig voorwerp tegen de hals. Het vrijwel horizontale verloop van de wond, het ontbreken van krasvormige uitlopers bij één of beide wondhoeken zijn wondkenmerken die pleiten tegen ontstaan van de wond tijdens een snel-dynamische schermutseling. Het ontstaan in een dergelijk scenario kan echter niet worden uitgesloten. De wondkenmerken passen meer bij een scenario waarbij in een min of meer gecontroleerde situatie een snede is aangebracht cq. achterwaartse druk met een mes heeft
plaatsgevonden. De verhouding tussen de wondlengte en de wonddiepte maakt een steekbeweging als causale manoeuvre minder waarschijnlijk dan een snijbeweging of druk met (of tegen) een scherprandig voorwerp.’
Verdachte heeft bij de politie verklaard: ‘Oxynorm was een sterk pijnstillend middel en een opiaat. Ik wist de dosering. Ik wist dat een overdosering ernstige gevolgen kon hebben, ademhalingsproblemen en dat je er van in coma kon raken met de dood als gevolg.’ [18]
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank het volgende verklaard:
‘Het klopt dat ik mij in de periode van 12 september 2014 tot 16 september 2014 met mijn toenmalige partner [slachtoffer] , in mijn woning te [woonplaats] heb bevonden. Het klopt dat ik mij in dat weekend van het leven heb willen beroven. Om die reden had ik meer pillen oxynorm van 5 milligram genomen dan anders. Het klopt dat er nog een aantal pillen over was, dat in een leeg sigarettenpakje in de slaapkamer lag. Het klopt dat ik het mes, een vleesmes, in de vuilniszak heb gedaan. Dat is het mes waarvan er foto’s in het dossier zijn gevoegd.’ [19]
Verdachte heeft ter zitting van het hof op 7 februari 2017 verklaard dat hij het destijds een fijne gedachte vond als [slachtoffer] samen met hem zelfmoord zou plegen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof zal het proces-verbaal van bevindingen op pagina 118-120 niet voor het bewijs gebruiken, zodat het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van dit proces-verbaal geen bespreking behoeft.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte oxycodon heeft toegediend aan [slachtoffer] . Ook is er geen bewijs dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken/gesneden. Volgens de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor voorbedachte raad. Poging doodslag kan eveneens niet worden bewezen nu het opzet ontbreekt.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop dat verdachte zelf niets heeft willen verklaren over de feiten. Verdachte heeft ook geen alternatief scenario willen geven. [slachtoffer] heeft verklaard over wat zich heeft afgespeeld op 12 september 2014 in de woning van haar en verdachte. Het hof acht die verklaring, zoals hiervoor weergegeven, geloofwaardig en betrouwbaar. Haar verklaring wordt bovendien op essentiële punten ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het toedienen van oxycodon door verdachte wordt de verklaring van [slachtoffer] onder meer ondersteund door de aanwezigheid van (lege) medicijnstrips, de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer] zich had ziekgemeld op 12 september en dat zij tegen [getuige 1] had gezegd dat zij had overgegeven en het rapport van Bosman waaruit blijkt dat misselijkheid en braken één van de bijwerkingen is van oxycodon. [slachtoffer] verklaarde dat zij in slaap is gevallen. Dit wordt ondersteund door het rapport van Bosman waaruit blijkt dat het gebruik van oxycodon aanleiding kan geven tot onder andere sufheid en dat bij overdosering bewustzijnsdaling en uiteindelijk coma kunnen optreden.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte twee keer oxycodon heeft toegediend aan [slachtoffer] . Uit de rapportages van Bosman leidt het hof af dat een overdosering oxycodon kan leiden tot coma en zelfs de dood. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat een overdosering kon leiden tot de dood. Voor het toedienen van de oxycodon heeft verdachte geen verklaring gegeven. Enige medische noodzaak voor toediening of zelfs maar de bedoeling van een medische behandeling is niet gebleken. Uit de uiterlijke verschijningsvorm, de poging van verdachte om zichzelf met deze tabletten van het leven te beroven, zijn gedachten over een gezamenlijke dood met [slachtoffer] , hetgeen daarna is gebeurd met het mes en hetgeen verdachte daarover tegen [slachtoffer] heeft gezegd, concludeert het hof dat verdachte twee keer een poging heeft gedaan om [slachtoffer] te doden door toedienen van oxycodon.
Ten aanzien van het toegebrachte letsel aan de hals van [slachtoffer] , wordt haar verklaring ondersteund door bloedsporen, aangetroffen in kleding van aangeefster en beddengoed, haar verklaring tegenover [getuige 1] , het door haar zelf gemelde letsel met bloedverlies en de beschrijving van het letsel door De Groot en Botter. Volgens De Groot is een opzettelijk toebrengen waarschijnlijker dan een toebrengen tijdens een worsteling en wijst een verwonding aan de voorkant van de hals, nabij de middenlijn, in dwarse richting, op een zekere mate van controle, hetgeen het intentionele scenario waarschijnlijker maakt. Volgens Botter is het letsel aan de hals meest waarschijnlijk veroorzaakt door een snijbeweging of druk met (of tegen) een scherprandig voorwerp tegen de hals en passen de wondkenmerken meer bij een scenario waarbij in een min of meer gecontroleerde situatie een snede is aangebracht cq. achterwaartse druk met een mes heeft plaatsgevonden.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte met een scherp mes een snee in de hals van [slachtoffer] heeft toegebracht, die heeft geleid tot een forse bloeding. Verdachte heeft hierdoor potentieel dodelijk letsel toegebracht aan [slachtoffer] . In de hals bevinden zich immers, behalve slagaders, ook de luchtpijp. Aan [slachtoffer] is ook daadwerkelijk op een zeer kwetsbare en vitale plek van het lichaam letsel toegebracht. Onder de wond bevindt zich immers de luchtpijp. Het op die plaats snijden met een mes duidt naar het oordeel van het hof naar uiterlijke verschijningsvorm op opzet op de dood.
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (Hoge Raad 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342).
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat verdachte driemaal heeft gepoogd om [slachtoffer] te doden. Na de eerste keer heeft verdachte nog twee pogingen gedaan. Tussen het moment dat verdachte aan [slachtoffer] het eerste glas met oxycodon heeft gegeven en het moment dat hij een tweede glas heeft gegeven is de nodige tijd verstreken. In ieder geval is [slachtoffer] in die periode naar de wc en de keuken geweest om over te geven, heeft zij gesproken met haar collega [getuige 1] en heeft zij yoghurt gegeten. Tussen het moment dat verdachte voor de tweede keer oxycodon heeft toegediend en het moment dat hij met het mes een snee heeft aangebracht in de hals van [slachtoffer] is ook de nodige tijd verstreken. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tegen haar had gezegd dat hij een half uur naast haar had gelegen met het mes in zijn handen en bij zichzelf had nagedacht hoe hij haar in één steek dood zou kunnen maken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zelfmoord wilde plegen en dat hij het een fijne gedachte zou vinden als [slachtoffer] met hem mee zou gaan.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte in ieder geval voorafgaand aan de tweede toediening van oxycodon en voorafgaand aan het snijden met het mes voldoende tijd heeft gehad om na te denken over zijn voorgenomen daad. De consequenties van dit voornemen moeten verdachte des te duidelijker zijn geweest nadat hij had gezien welke lichamelijke effecten de eerste toediening van oxycodon op [slachtoffer] had gehad. Daarnaast volgt uit de opeenvolging van pogingen en de uitlatingen die verdachte tegenover [slachtoffer] heeft gedaan nadat hij haar had gesneden, dat verdachte het vooropgezette plan had om haar van het leven te beroven. Verdachte heeft zich derhalve gedurende enige tijd kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
Verzoek bloedspooranalyse
De raadsman heeft bij appelschriftuur van 17 december 2015 verzocht om een deskundige te benoemen ten behoeve van een bloedspooranalyse. Dit verzoek is bij tussenarrest van 28 juni 2016 afgewezen. De raadsman heeft zijn verzoek ter terechtzitting van 7 februari 2017 herhaald. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen conclusies kunnen worden verbonden aan de aangetroffen bloedsporen. Mocht het hof dit wel doen, dan wordt verzocht om alsnog een bloedspooranalyse uit te laten voeren. Het hof zal geen conclusies verbinden aan de aangetroffen bloedsporen, anders dan dat dit bloedsporen zijn, hetgeen niet wordt betwist. Aan de voorwaarde voor beoordeling van het verzoek is daarom niet voldaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 september 2014,
althans in of omstreeks de periode van 12 september 2014 tot en met 16 september 2014,te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
- al dan niet -met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
en - al dan niet -na kalm beraad en rustig overleg,
-
meerdere pijnstillers en/of anderemedicatie, opgelost in water, aan die [slachtoffer] heeft gegeven, waardoor die [slachtoffer] werd versuft/gedrogeerd, en
/of
-met een mes,
althans een scherp voorwerp,in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft
/hebben gestoken en/ofgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld wegens poging tot moord, tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld wegens poging tot moord, tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld wegens poging tot moord, tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord op zijn ex-partner [slachtoffer] . Verdachte, die zelf een einde aan zijn leven wilde maken, heeft geprobeerd om [slachtoffer] hier in mee te nemen door morfinepillen toe te dienen. Toen dit niet lukte, heeft hij haar geprobeerd met een mes in de halsstreek dodelijk te verwonden.
Het betreft een zeer ernstig feit. Moord is een van de zwaarste feiten die het strafrecht kent. [slachtoffer] mocht zich veilig voelen in haar eigen huis en bij haar haar eigen partner. Verdachte heeft dit vertrouwen zwaar geschonden. De ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer] heeft nogmaals duidelijk gemaakt dat het voor [slachtoffer] een zeer traumatische gebeurtenis is geweest. Zij heeft nog steeds last van onverwachte paniekaanvallen en gevoelens van angst en onzekerheid. Een feit als het onderhavige schokt bovendien de rechtsorde ernstig en brengt gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Verdachte heeft niet over het feit of over zijn persoonlijke omstandigheden in relatie daarmee willen verklaren. Dit heeft er toe geleid dat de psycholoog en psychiater die met verdachte hebben gesproken maar beperkt onderzoek hebben kunnen doen en dat zij geen antwoord hebben kunnen geven op relevante vragen, zoals de mate van toerekeningsvatbaarheid. In de geestelijke gesteldheid van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde is daarom geen strafverminderende omstandigheid te vinden.
Door niet te verklaren heeft verdachte ook de mogelijkheid aan het slachtoffer ontnomen om de gebeurtenis goed te verwerken. Zij zal hierdoor moeten leven met het feit dat veel vragen over het hoe en waarom onbeantwoord zullen blijven.
Bij de hoogte van de op te leggen straf dient te worden gelet op de straffen die in andere, enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Anders dan de rechtbank ziet het hof in de omstandigheid dat de toedracht van het feit situationeel is bepaald, ingegeven door een langdurige en intrinsieke wens om samen met zijn partner uit het leven te stappen, geen reden om de gevorderde straf te matigen. Ook anderszins zijn er geen omstandigheden gebleken die maken dat een lagere straf moet worden opgelegd dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Verdachte heeft, door niet te verklaren omtrent het gebeuren, er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in de ernst van het door hem gepleegde feit.
Alles afwegend is het hof dan ook van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar de passende en geboden reactie vormt. Een andere strafrechtelijke reactie doet onvoldoende recht aan het door verdachte veroorzaakte leed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.320,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De vordering is ook niet betwist door of namens verdachte.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.320,34 (tweeduizend driehonderdtwintig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 320,34 (driehonderdtwintig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 2.000,-- (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.320,34 (tweeduizend driehonderdtwintig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 320,34 (driehonderdtwintig euro en vierendertig cent) materiële schade en
€ 2.000,-- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. P. van Dijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.I.D. Leene, griffier,
en op 21 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover hierna wordt verwezen naar paginanummers van het proces-verbaal, wordt telkens verwezen naar bijlagen van het in de wettelijke vorm door verbalisant G.F. van Dijk, brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland opgemaakt proces-verbaal, genummerd [nummer] , gedateerd 2 december 2014 (hierna: het proces-verbaal). Voor zover het hof de conclusies uit dit proces-verbaal en de daarbij gevoegde bijlagen overneemt, zijn deze door het hof gecontroleerd en juist bevonden aan de hand van de daaraan ten grondslag liggende stukken.
2.Zie pagina 49 van het proces-verbaal.
3.Zie pagina 49-50 van het proces-verbaal.
4.Zie pagina 50 van het proces-verbaal.
5.Zie pagina 51 van het proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel d.d. 1 juli 2015.
7.Zie pagina 96 van het proces-verbaal.
8.Zie pagina 97 van het proces-verbaal.
9.Zie pagina 107 van het proces-verbaal.
10.Zie pagina 108 van het proces-verbaal.
11.Zie pagina 109 van het proces-verbaal.
12.Zie pagina 132 van het proces-verbaal en zie het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 22 september 2014 door L.J. Mulder, proces-verbaal genummerd [nummer] .
13.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend op 2 februari 2015 door dr. I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog.
14.Een aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend op 4 augustus 2015 door dr. I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog.
15.Letselrapportage GGD Groningen, opgemaakt en ondertekend op 26 februari 2015 door P.G. de Groot, forensisch arts.
16.Letselrapportage GGD Groningen, opgemaakt en ondertekend op 24 augustus 2015 door P.G. de Groot, forensisch arts.
17.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt en ondertekend op 3 september 2015 door D. Botter, forensisch arts KNMG.
18.Zie pagina 170 van het proces-verbaal.
19.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 17 november 2015 van de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.