ECLI:NL:GHARL:2017:1275
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- J.P. Bordes
- A.W.M. Elders
- B.F.A. van der Krabben
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring van beklag inzake strafvervolging na suïcide en afpersing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van klaagster, die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen een persoon of personen in verband met de afpersing van haar op 6 januari 2016 overleden echtgenoot. Klaagster, bijgestaan door haar advocaat, heeft op 20 juni 2016 een klaagschrift ingediend. Het hof heeft kennisgenomen van relevante stukken, waaronder een ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en een schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandeling in raadkamer op 27 januari 2017 zijn klaagster, haar gemachtigde en de advocaat-generaal gehoord.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de partner van klaagster werd op 4 januari 2016 zwaar gewond in zijn auto aangetroffen en overleed twee dagen later in het ziekenhuis. In de auto werden afscheidsbrieven aangetroffen waarin hij melding maakte van bedreigingen en afpersing door onbekende personen. Na een onderzoek concludeerde de politie dat er geen bewijs was voor strafrechtelijke afpersing en dat de man suïcide had gepleegd. Klaagster heeft betoogd dat er nader onderzoek moet worden verricht naar de afpersingen van haar man in relatie tot zijn dood.
Het hof oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar beklag, maar dat nader onderzoek niet aangewezen was. De enige persoon die relevante informatie kon geven over de vermeende afpersing was de overleden echtgenoot, wiens verklaringen niet meer verkregen konden worden. Het hof concludeerde dat de officier van justitie terecht had besloten om geen strafvervolging in te stellen. De beslissing van het hof was om het beklag af te wijzen.