In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende, [X] V.O.F., tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting ongegrond verklaard. De naheffingsaanslagen betroffen de jaren 2005 tot en met 2008, met als dagtekeningen respectievelijk 28 december 2010 en 25 maart 2011. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep stelde belanghebbende dat er sprake was van dwaling bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst met de Inspecteur, omdat nieuwe gegevens zouden aantonen dat de omzetcorrecties onterecht waren. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat belanghebbende bewust een compromis had gesloten om een discussie over de hoogte van de omzet te beëindigen. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de gestelde dwaling de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen. Het Hof concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de naheffingsaanslagen in stand bleven.
Het Hof wees ook het verzoek van de Inspecteur om proceskostenvergoeding af, omdat de gevraagde kosten niet waren gemaakt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.