Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof oordeelt als volgt. Verdachte heeft het hoger beroep willen intrekken, hij kan zich (alsnog) vinden in de door de rechtbank opgelegde straf en hij heeft het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf bijna in zijn geheel uitgezeten. Gezien die omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte er, voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, geen nadeel van mag ondervinden dat de rechtbank deze niet mogelijke combinatie van hoofdstraffen heeft opgelegd. Anderzijds is het hof van oordeel dat verdachte er ook geen voordeel van hoeft te hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
23 (drieëntwintig) maanden.
11 (elf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.