ECLI:NL:GHARL:2017:11492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
21-002830-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf in hennepzaak met verwerping van verweer over eigen gebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, meer dan 10.000 gram, op 16 oktober 2016 in Groenlo. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk en een werkstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte niet onrechtmatig was, ondanks het verweer van de raadsman dat er geen redelijk vermoeden van schuld was. Het hof concludeerde dat de verdachte in strijd met de Opiumwet handelde, omdat de aangetroffen hennep niet alleen van zijn eigen planten afkomstig was, maar ook van anderen. De verdachte had verklaard dat hij de hennep wilde gebruiken voor het maken van medicinale olie, maar het hof oordeelde dat hij niet voldoende op de hoogte was van de regelgeving omtrent het telen en verwerken van hennep. Uiteindelijk heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte geen eerdere aantekeningen had met betrekking tot de Opiumwet.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002830-17
Uitspraak d.d.: 27 december 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 mei 2017 met parketnummer 05-211397- [huisnummer] in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1952] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 september 2017 en 13 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. Veldman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Groenlo, gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10554 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweren

Door de raadsman is – kort gezegd – betoogd, zoals weergegeven in zijn pleitnotities, dat er sprake is van een onrechtmatige aanhouding van verdachte omdat er geen redelijk vermoeden van schuld was en dat door het openbaar ministerie is gehandeld in strijd met de aanwijzing Opiumwet (Stcrt. 2000, 250). De raadsman concludeert dat het openbaar ministerie vanwege de ernstige schending van rechtsregels en belangen van verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van verdachte c.q. dat dit moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
Op 16 oktober 2016 was de politie bij de [adres] te Groenlo, ter hoogte van perceel [huisnummer] (de woning van verdachte) in de bosjes langs de Slinge op zoek naar iemand die gesignaleerd stond. Toen de agenten ter plaatse kwamen roken zij een wietlucht. Toen zij na een aantal minuten zoeken terug liepen roken zij weer de wietlucht en zagen zij hennep snoeiafval liggen langs de oprit van perceel [huisnummer] . Vervolgens stelden zij een verder onderzoek in, liepen de tuin in en zagen een kas met daarin henneptoppen die te drogen hingen. Naast de kas stonden drie hennep “bomen”. Verdachte vertelde de politie dat hij ook toppen in zijn woning had liggen, waarna verbalisanten de woning van verdachte zijn binnengetreden. In de woning werden een droogmolen, droogrekken, dozen en een kist, allen voorzien van hennepstelen met toppen aangetroffen. Vervolgens is verdachte aangehouden.
Gelet op het vorenstaande was, naar het oordeel van het hof op het moment dat verbalisanten verdachte aanhielden, er sprake van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte. Vanaf het begin van het aantreffen van de hennep was nog niet duidelijk of het feit ook strafbaar was en is er nader onderzoek gedaan of sprake zou kunnen zijn dat de aangetroffen hennep viel onder het gedoogbeleid en verdachte dan niet verder vervolgd zou worden. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de aanhouding van verdachte niet onrechtmatig is geweest en dat van onrechtmatig verkregen bewijs geen sprake is. Ook levert het geen grond op voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
In de aanwijzing Opiumwet en het in de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet neergelegde en gepubliceerde gedoogbeleid ten aanzien van het telen c.q. voorhanden hebben van hennep staat vermeld dat het aanwezig hebben van maximaal vijf hennepplanten en een hoeveelheid van diezelfde planten afkomstige hennepproducten, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht van de met die teelt verkregen opbrengst, voor eigen gebruik wordt gedoogd.
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd in totaal meer dan tien kilo hennep aangetroffen. Een deel van de hennep werd in dozen aangetroffen met daarop, in drie gevallen, briefjes voor wie volgens de raadsman de hennep bestemd zou zijn. Over het aantreffen van de hoeveelheid hennep heeft verdachte tegenover de politie meerdere malen verklaard dat ook andere personen op zaterdag en zondag (hof: 15 en 16 oktober 2016) hun eigen oogst van hennepplanten hadden meegenomen naar zijn woning om die gezamenlijk aldaar te knippen en, omdat de andere personen niet de mogelijkheden hadden om hun planten te drogen, achter hadden gelaten om bij verdachte te drogen. Door verdachte is verklaard dat het de bedoeling was om van de hennep medicinale olie te laten maken om dit zelf en ook door anderen te consumeren vanwege de heilzame werking en pijnbestrijding.
Het hof gaat uit van de verklaringen die verdachte hierover bij de politie heeft afgelegd en stelt vast dat een deel van de hennep die is aangetroffen ook van anderen dan verdachte afkomstig is en dat een deel van de aangetroffen hennep dus niet volledig van de eigen planten van verdachte afkomstig was en dat de te verwerken hennep niet volledig voor eigen gebruik bestemd was. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met de voorwaarden van het gedoogbeleid en is derhalve strafbaar.
Het hof verwerpt derhalve de gevoerde verweren.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hijop ofomstreeks 16 oktober 2016 te Groenlo, gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10554 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte, na een eis tot oplegging van een gevangenisstraf van 2 weken geheel voorwaardelijk en werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis geheel voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte, gelet op de bijzondere omstandigheden, wordt schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en op grond van de persoon van verdachte. Daarbij is het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid hennep aanwezig gehad. Deze hennep was niet alleen afkomstig van eigen planten die bestemd waren voor eigen gebruik maar ook van anderen. Deze hennep zou, volgens verdachte, verwerkt worden tot medicinale hennepolie. Medicinale hennepolie kan mogelijk schadelijke bijwerkingen hebben en het is in Nederland alleen na medisch onderzoek en op doktersvoorschrift verkrijgbaar. Het hof neemt het verdachte kwalijk dat hij niet lijkt te beseffen dat hij zich vooraf onvoldoende heeft geïnformeerd omtrent de regelgeving met betrekking tot het telen van de hennep en het verwerken van de hennep tot hennepolie. Bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg heeft verdachte zelfs nog aangegeven geen idee te hebben naar wie de hennep vervoerd zou moeten worden om er hennepolie van te maken. Verdachte heeft door zijn handelen strafrechtelijke grenzen overschreden en heeft de consequenties van deze vervolging over zich zelf afgeroepen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt niet van eerdere aantekeningen met betrekking tot de Opiumwet.
Het hof wil aannemen dat verdachte idealistische redenen heeft gehad met betrekking tot het telen en verwerken van de hennep voor medicinaal gebruik. Mede ook gelet op de consequenties die deze zaak voor verdachte heeft gehad acht het hof het raadzaam te bepalen dat gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. M. Nooijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 27 december 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. Nooijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 december 2017.
Tegenwoordig:
mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
M. van Daalen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.