Uitspraak
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
I. Vinus Vita te veroordelen tot doorbetaling van het reguliere salaris van € 7.868,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, vanaf 22 juli 2016 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
Subsidiair:
II. Vinus Vita te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het brutosalaris vanaf 22 juli 2016 tot en met 30 november 2017 ad € 30.744,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. Vinus Vita te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van
€ 100.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. Vinus Vita te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een transitievergoeding van
€ 92.232, te vermeerderen met wettelijke rente;
V. Vinus Vita te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
3.De feiten
“AGENDA
en mismanagement binnen het Twentsch Wijnhuis, waarbij [verzoeker] het Prive belang boven het zakelijke belang heeft gesteld, dit zal worden bevestigd in de bijlagen.(…)
is het daar niet mee eens en vraagt om een hoofdelijke stemming, de voorzitter gaat hiermee akkoord. (…) stemt voor direct ontslag, (…) stemt voor direct ontslag en [verzoeker] stemt tegen. De voorzitter herhaalt de uitslag en het ontslag per direct, met meerderheid van stemmen door stemming aanvaard.”
5.De beoordeling in hoger beroep
16 maart 2017 aangevoerd, die hij als grieven heeft aangeduid (genummerd I tot en met V), welke terminologie het hof zal volgen. Grief I is gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat de besluitvorming met betrekking tot de positie van [verzoeker] niet door daartoe onbevoegde aandeelhouders heeft plaatsgevonden en tegen de beslissing van de rechtbank dat Vinus Vita ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de rechtbank rechtsgeldig was vertegenwoordigd. Met grief II komt [verzoeker] op tegen de beslissing van de rechtbank dat de algemene vergadering van aandeelhouders op 22 juli 2016 een niet in strijd met formaliteiten en dus rechtsgeldig besluit tot ontslag met onmiddellijke ingang van [verzoeker] heeft genomen. Met grief III richt [verzoeker] zich tegen de beslissing van de rechtbank dat op 22 juli 2016 zowel aan het statutaire directeurschap als aan de arbeidsverhouding van [verzoeker] bij respectievelijk met Vinus Vita een rechtsgeldig einde is gekomen. Grief IV heeft betrekking op de beslissing van de rechtbank om [verzoeker] vanwege het verstrijken van de vervaltermijnen niet-ontvankelijk te verklaren in zijn subsidiaire verzoeken. Grief V is een algemene grief en is tevens gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling van [verzoeker] .