ECLI:NL:GHARL:2017:11438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.212.495
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging niet-ontvankelijk verklaring beroep door kantonrechter wegens niet tijdig indienen beroepsgronden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 17 februari 2017 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De kantonrechter had geoordeeld dat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De gemachtigde stelde dat hij de gronden tijdig had ingediend, maar het hof oordeelde dat de gronden te laat waren ingediend om door de kantonrechter in de behandeling te worden betrokken. De gemachtigde had de gronden pas op 15 februari 2017, kort voor de zitting, ingediend, wat het risico met zich meebracht dat deze niet op tijd door de kantonrechter zouden worden ontvangen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden in het proces.

Uitspraak

WAHV 200.212.495
29 december 2017
CJIB 195921880
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 17 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 december 2017.
Namens de betrokkene is verschenen diens gemachtigde.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, op grond van de overweging dat geen beroepsgronden zijn aangevoerd en dit verzuim evenmin is hersteld.
2. De gemachtigde stelt tijdig beroepsgronden te hebben ingediend. Hij onderbouwt dit met een bewijs van verzending van PostNL.
3. De advocaat-generaal stelt dat weliswaar aannemelijk is geworden dat de gronden de rechtbank op de dag van de zitting hebben bereikt, maar dat dit zodanig kort voor de zitting was dat deze de kantonrechter niet voor de behandeling van de zaak hebben bereikt. Door in een zo laat stadium nog gronden in te dienen, heeft de gemachtigde de kans daarop zelf in het leven geroepen, zodat dit voor zijn eigen rekening moet blijven.
4. Het hof stelt vast dat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie, dat op 21 juni 2016 is ontvangen, geen beroepsgronden bevat. Bij de stukken bevindt zich een aan de gemachtigde gerichte brief van de griffier van de rechtbank van 4 januari 2017, waarin wordt gewezen op het ontbreken van beroepsgronden. De griffier deelt mee dat de gronden uiterlijk op de zitting van 17 februari 2017 dienen te zijn ontvangen. De behandeling van de zaak zou op die dag om 11:05 uur plaatsvinden.
5. Bij de stukken bevindt zich verder een brief van de gemachtigde aan de rechtbank, gedateerd 15 februari 2017. Deze brief bevat de gronden van het beroep. Blijkens een stempel zou deze op 20 februari 2017 ter griffie van de rechtbank zijn ontvangen. In de aanhef van de brief is vermeld: ‘verzenddatum 15-02-2017 POSTNL [00000] ’.
6. De gemachtigde heeft in hoger beroep een ‘Tracking status’ van PostNL overgelegd. Uit dit document blijkt dat een zending gericht aan de rechtbank met barcode [00000] op 15 februari 2017 om 18:18 ter post is bezorgd en dat voor deze zending op 17 februari 2017 om 07:53 uur namens de geadresseerde voor ontvangst is getekend.
7. Het hof stelt vast dat de gemachtigde circa acht maanden de tijd heeft gehad om zijn beroepschrift van beroepsgronden te voorzien. Hij heeft deze tijd onbenut voorbij laten gaan. Eerst op 15 februari 2017, om 18:18 uur ‘s avonds, is door de gemachtigde een zending, gericht aan de rechtbank, afgegeven aan PostNL, die kennelijk de gronden van het beroep bevat. Het vergt enige tijd voordat een aan een postbus gerichte zending, bestemd voor een bepaalde afdeling in een grote organisatie, daadwerkelijk de geadresseerde, in dit geval de kantonrechter, bereikt. Als professionele rechtsbijstandverlener mag dit gegeven bij de gemachtigde bekend worden verondersteld. Door niettemin zo kort voor de zitting nog beroepsgronden in te dienen, en niet op de zitting te verschijnen om mondeling verweer te voeren, heeft de gemachtigde zelf het risico genomen dat de kantonrechter de beroepsgronden niet in zijn oordeel heeft kunnen betrekken. Gelet daarop is het verzuim niet tijdig hersteld en kon de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.