ECLI:NL:GHARL:2017:11436

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.206.703
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens twijfel aan waarneming verbalisant bij gebruik van headset tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de betrokkene een administratieve sanctie van € 230,- was opgelegd voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. De betrokkene, een vrachtwagenchauffeur, stelde dat hij een headset gebruikte om een telefoongesprek aan te nemen en dat hij de telefoon niet vasthield. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de betrokkene ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 18 december 2017 heeft de betrokkene zijn standpunt toegelicht en een screenshot overgelegd waaruit blijkt dat de headset op het moment van de constatering was gekoppeld aan zijn telefoon. De verbalisant had verklaard dat hij de betrokkene met een telefoon in zijn hand had gezien, maar het hof twijfelde aan de juistheid van deze waarneming, vooral gezien de omstandigheden waaronder deze had plaatsgevonden.

Het hof oordeelde dat de verklaring van de betrokkene consistent was en dat er voldoende twijfel bestond over de waarneming van de verbalisant. Aangezien niet vaststond dat de betrokkene de verweten gedraging had verricht, vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en de sanctie die was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de betrokkene recht had op een proceskostenvergoeding voor de gemaakte reiskosten.

Het hof concludeerde dat de beslissing van de kantonrechter niet kon standhouden en dat de betrokkene recht had op restitutie van het tot zekerheid gestelde bedrag. De advocaat-generaal werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.206.703
29 december 2017
CJIB 194927010
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 11 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 december 2017. De betrokkene is verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [B] .

Beoordeling

1. Bij inleidende beschikking is de betrokkene een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 december 2015 om 11:00 uur op de Midden-Brabantweg (naar later blijkt: de Biesbosweg) te Waalwijk met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene erkent dat hij op voormelde datum en tijd tijdens het rijden telefoneerde. Hij stelt echter dat hij het telefoongesprek voerde via een headset die draadloos (met een bluetooth-verbinding) aan zijn mobiele telefoon was verbonden. De betrokkene heeft een screenshot meegestuurd, waaruit blijkt dat de headset op het moment van de constatering was gekoppeld aan zijn telefoon. Wanneer de headset is gekoppeld, kan er niet meer met de telefoon zelf worden gebeld. De betrokkene drukte op een knop op de headset om het gesprek aan te nemen. Mogelijk heeft de verbalisant dat geïnterpreteerd als het vasthouden van een telefoon. Doordat de betrokkene reed in een vrachtwagen die zich juist in een bocht bevond, heeft de verbalisant het wellicht niet goed kunnen zien. De telefoon lag in een dashboardkastje van het voertuig.
3. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer in:
“Ik, verbalisant, zag toen ik stilstond voor de rotonde dat de bestuurder een zwarte telefoon in zijn rechterhand vasthad tijdens het besturen. Betrof een Acer telefoon. Bestuurder toonde de Acer telefoon alwaar hij mee gebeld zou hebben. Hij had ook nog een zwarte Samsung in zijn cabine liggen.”
5. Het hof constateert dat de betrokkene consistent en vasthoudend (al vanaf de staandehouding) heeft verklaard dat hij geen mobiele telefoon vasthield, maar slechts de headset bediende om een gesprek aan te nemen. De betrokkene heeft ter zitting uitgelegd dat hij werkzaam is als vrachtwagenchauffeur en dat hij bij zijn werkzaamheden wordt begeleid door een beveiligingsbureau. Door middel van de headset heeft hij contact met de beveiliger. De betrokkene heeft zijn verklaring nader onderbouwd aan de hand van een screenshot, waarop is te zien dat op voormelde datum, kort na het moment van de staandehouding, inderdaad een headset was gekoppeld aan de mobiele telefoon van het merk Acer. Mede in aanmerking genomen dat, zoals is gesteld en niet is weersproken, de betrokkene in een vrachtwagen reed die zich juist in een bocht bevond, bestaat er bij het hof gerede twijfel of de waarneming van de verbalisant in dit geval juist was.
6. Nu niet vast is komen te staan dat de verweten gedraging is verricht, kan de beslissing waarbij de administratieve sanctie is opgelegd geen stand houden. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen, evenals – met gegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep – de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking. De overige bezwaren van de betrokkene behoeven nu geen bespreking meer. Het hof zal verder bepalen dat het tot zekerheid gestelde bedrag wordt terugbetaald.
7. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 54,50 (woonadres betrokkene - gerechtshof v.v.).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 194927010 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 54,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.