ECLI:NL:GHARL:2017:11433

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
200.225.463
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging voor inbreng van vermogen en hypothecaire vorderingen in besloten vennootschap afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verlenen voor de inbreng van hypothecaire vorderingen in een besloten vennootschap. De bewindvoerder, die optreedt namens de rechthebbende, verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter van 29 mei 2017 te vernietigen, waarin de machtiging voor de inbreng was afgewezen. De rechthebbende is een dochter van de overleden vader, die in zijn testament zijn dochters als erfgenamen heeft uitgesloten, maar hen wel hypothecaire vorderingen heeft gelegateerd. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht geen toestemming heeft verleend voor de oprichting van de besloten vennootschap, omdat er geen wettelijke basis is voor toezicht op het vermogen van de vennootschap door de kantonrechter. Het hof heeft ook het verzoek om de kosten voor de oprichting van de vennootschap voor rekening van de rechthebbende te laten komen, gedeeltelijk toegewezen. De advieskosten zijn voor rekening van de rechthebbende, maar de kosten voor de daadwerkelijke oprichting zijn voor rekening van de bewindvoerder, omdat deze zonder toestemming van de kantonrechter heeft gehandeld. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.225.463
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 5724312 en 5724322)
beschikking van 28 december 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. N.J.W.M. de Leeuw te Rosmalen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 29 mei 2017, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties 1-3, ingekomen op 28 augustus 2017;
  • een journaalbericht van mr. De Leeuw van 26 oktober 2017 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. De Leeuw van 15 november 2017 met een productie;
  • een brief van mr. De Leeuw van 23 november 2017 met twee producties;
  • een brief van mr. De Leeuw van 21 november 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2017 plaatsgevonden. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Rechthebbende is eveneens verschenen. Daarnaast is [A], accountant, verschenen.

3.De feiten

3.1
De bewindvoerder en rechthebbende zijn dochters van [vader] (verder te noemen: de vader). De vader is op [sterfdatum] 2015 overleden.
3.2
Bij testament van 11 juni 2015 heeft de vader zijn dochter [B], alsmede haar afstammelingen, uitgesloten als erfgenamen in zijn nalatenschap. Tevens heeft hij, onder last van legaten, de bewindvoerder en rechthebbende tot zijn enige erfgenamen benoemd. De vader heeft aan zijn drie dochters twee hypothecaire vorderingen op zijn neven ([neef 1] en [neef 2]) gelegateerd (verder ook: de hypothecaire vorderingen).
3.3
Bij beschikking van 4 maart 2016 heeft de kantonrechter de goederen die aan rechthebbende (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en is de bewindvoerder als zodanig benoemd. Op diezelfde datum is de bewindvoerder tot mentor van rechthebbende benoemd.
3.4
Bij beschikking van 8 december 2016 is door de kantonrechter machtiging verleend voor afgifte van het legaat van de hypothecaire vorderingen en voor splitsing van deze hypothecaire vorderingen, waarbij de drie dochters ieder gerechtigd zijn tot een derde van deze vorderingen.
3.5
Tot de nalatenschap van de vader behoort onroerend goed aan het adres [straat + huisnummer] te [plaats] (verder ook: het registergoed). Het registergoed is per datum van overlijden van de vader getaxeerd op een waarde van € 190.000,-.
3.6
Bij verzoekschrift in eerste aanleg, bij de rechtbank ingekomen op 6 december 2016, heeft [C], notaris te [plaats], de kantonrechter namens de bewindvoerder onder meer verzocht machtiging te verlenen om de bij voormelde verdeling aan rechthebbende toegedeelde hypothecaire vordering in te brengen in de besloten vennootschap van rechthebbende, genaamd [belanghebbende] B.V. (hierna: de besloten vennootschap) door storting op de aandelen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 29 mei 2017 heeft de kantonrechter machtiging verleend voor de verdeling van de nalatenschap van de vader op de wijze als weergegeven in de aan die beschikking gehechte conceptakte partiële verdeling nalatenschap en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 mei 2017. De bewindvoerder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en de verzochte machtiging voor de inbreng van het onder beschermingsbewind gestelde vermogen dan wel de hypothecaire vorderingen van rechthebbende in een besloten vennootschap alsnog te verlenen, alsmede voor zoveel nodig achteraf alsnog een machtiging te verlenen voor het oprichten van de besloten vennootschap en de inbreng van de effectenportefeuille van rechthebbende in de besloten vennootschap en te bepalen dat de hiermee gemoeide kosten voor rekening van rechthebbende komen. Subsidiair verzoekt de bewindvoerder om machtiging te verlenen voor de oprichting van een fonds voor gemene rekening voor en inbreng van het onder beschermingsbewind gestelde vermogen van rechthebbende dan wel de hypothecaire vorderingen en de effectenportefeuille in dat fonds, een en ander op kosten van rechthebbende.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De bewindvoerder verzoekt het hof het vermogen van rechthebbende onder te brengen in een besloten vennootschap. Volgens de bewindvoerder kan het bezwaar van de kantonrechter dat geen toezicht meer mogelijk is op het vermogen van rechthebbende worden ondervangen door de kantonrechter te benoemen tot niet-uitvoerend bestuurder van de besloten vennootschap. Dit kan volgens de bewindvoerder in combinatie met toezicht op het stemrecht op de aandelen, zodat tevens is gewaarborgd dat de kantonrechter als toezichthoudend bestuurder niet kan worden ontslagen. Daarnaast heeft de kantonrechter volgens de bewindvoerder diverse instrumenten uit de wet die voldoende waarborgen bieden om te voorkomen dat dat de bewindvoerder zijn hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap niet misbruikt ten nadele van rechthebbende.
5.2
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op de juiste gronden tot het oordeel is gekomen dat aan de bewindvoerder geen toestemming wordt verleend om de besloten vennootschap op te richten. Zoals ook door bewindvoerder wordt beaamd is deze beslissing geheel in lijn met de beschikking van de Hoge Raad van 20 november 2015 (ECLI:HR:2015:3334), waarin sprake was van vergelijkbare omstandigheden als in de onderhavige kwestie. Indachtig voormelde uitspraak heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat er geen wettelijke basis is voor het toezicht door de kantonrechter op het vermogen van de besloten vennootschap, zodat het de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap vrij staat hierover naar eigen inzicht te beschikken en beheershandelingen te verrichten mits in het belang van de vennootschap. Of dit belang van de vennootschap duurzaam zal worden gelijkgesteld aan het belang van de rechthebbende is aan het oordeel van het bestuur overgelaten. Het voorstel van de bewindvoerder om de kantonrechter tot niet-uitvoerend bestuurder te benoemen acht het hof alleen al niet uitvoerbaar omdat het uitoefenen van zijn toezichthoudende taken door toe te treden tot de organen van de vennootschap niet tot de taken van de kantonrechter behoort.
5.3
De omstandigheid dat de Advocaat Generaal (AG) in zijn conclusie voorafgaand aan voormelde beschikking van de Hoge Raad constateert dat er sprake is van een probleem dat alle aandacht verdient in de overleggremia die zich met bewindvoering bezig houden, maakt het oordeel van het hof niet anders, nu de Hoge Raad, overigens overeenkomstig de conclusie van de AG tot het oordeel komt dat de feitelijke instanties terecht toestemming aan het onderbrengen van vermogen van de rechthebbende in een besloten vennootschap hebben onthouden.
5.4
In hoger beroep heeft de bewindvoerder subsidiair verzocht om haar te machtigen om zowel een fonds voor gemene rekening op te richten als daarin - een deel van - het onder beschermingsbewind gestelde vermogen onder te brengen. Het hof constateert dat dit verzoek in deze vorm voor het eerst in hoger beroep is gedaan. Hoewel dat formeel is toegestaan zal het hof dit verzoek niettemin afwijzen. Het toezicht in bewindzaken is ondergebracht bij de kantonrechter, die in staat moet worden gesteld in gelijksoortige zaken een gelijkvormig beleid te voeren en te bezien of de door de bewindvoerder voorgestelde constructie past binnen het te houden toezicht. Dat oordeel van de kantonrechter kan - waar nodig - in hoger beroep worden getoetst.
5.5
Ten aanzien van het verzoek van de bewindvoerder te bepalen dat de kosten voor rekening van rechthebbende dienen te komen, overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat de advieskosten voor de oprichting van de besloten vennootschap [belanghebbende] B.V. voor rekening van rechthebbende dienen te komen. Weliswaar is geen toestemming verleend om deze besloten vennootschap op te richten, maar de bewindvoerder heeft met het maken van deze kosten de belangen van rechthebbende voorafgaand aan het instellen van het bewind behartigd. De kosten voor het daadwerkelijk oprichten van de besloten vennootschap dienen evenwel voor rekening van de bewindvoerder te blijven nu de bewindvoerder toestemming aan de kantonrechter had moeten verzoeken alvorens tot deze handeling over te gaan.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en ten aanzien van de advieskosten als volgt bepalen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 29 mei 2017;
bepaalt dat de advieskosten voor het oprichten van de besloten vennootschap [belanghebbende] B.V. voor rekening van rechthebbende komen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, J.B. de Groot en T. ter Brugge, bijgestaan door mr. van Esveld als griffier, en is op 28 december 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.