Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
13 april 2018te rapporteren;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 19 december 2017, wordt een verzoek behandeld van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag en een zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen na de echtscheiding. De moeder, die op een geheim adres woont, heeft verweer gevoerd en de bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel, die de echtscheiding heeft uitgesproken en het ouderlijk gezag aan de moeder heeft toegewezen, bekrachtigd. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige kinderen, geboren in 2003 en 2007, in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten, maar hier geen gebruik van hebben gemaakt.
De vader heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank, waarin hij verzoekt om gezamenlijk ouderlijk gezag en een regeling voor begeleide omgang met de kinderen. De moeder heeft echter aangegeven dat zij zich onveilig voelt bij omgang tussen de vader en de kinderen, en heeft de stellingen van de vader over bedreigingen en gewelddadigheden betwist. Het hof heeft geconcludeerd dat het rapport van de raad voor de kinderbescherming voornamelijk is gebaseerd op de visie van de moeder, zonder dat andere bronnen zijn geraadpleegd.
Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de raad voor de kinderbescherming te verzoeken om aanvullend onderzoek te doen naar de onveiligheid die de moeder heeft gesteld, en om te adviseren over het gezag en de mogelijkheden voor een zorgregeling. Het hof benadrukt het belang van het verkrijgen van informatie van de kinderen en andere betrokkenen, en houdt verdere beslissingen aan tot na ontvangst van het rapport van de raad.