In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de moeder om toestemming te krijgen om met haar dochter te verhuizen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. Bakker, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend, dat op 3 april 2017 was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Beers, was het niet eens met de verhuizing en had bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de moeder. Het hof heeft de zaak op 7 november 2017 behandeld, waarbij ook de raad voor de kinderbescherming aanwezig was.
De moeder wilde met haar dochter naar [plaats 1] verhuizen en haar daar inschrijven op een school of kinderdagverblijf. De vader was hiertegen gekant, wat leidde tot de noodzaak voor de moeder om toestemming van de rechter te vragen. Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar het belang van het kind, de huidige zorgregeling, en de gevolgen van de verhuizing voor zowel het kind als de vader. Het hof concludeerde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de huidige zorgregeling in het belang van het kind beter behouden kon blijven.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen. Beide ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten, wat het hof redelijk achtte gezien de omstandigheden van de zaak.