ECLI:NL:GHARL:2017:11205

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
17/00355
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag accijns op waterpijptabak en belastingrente

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die een naheffingsaanslag accijns van € 679.062 en een belastingrente van € 23.201 had gehandhaafd. De naheffingsaanslag was opgelegd naar aanleiding van een onderzoek door de FIOD naar een onderschept transport van niet-veraccijnsde waterpijptabak. Belanghebbende, die samen met zijn echtgenote vennoten is van de VOF, heeft verklaard dat hij alle werkzaamheden op naam en voor rekening van de VOF heeft verricht. Het Hof oordeelt dat de feitelijke handelingen van belanghebbende aan de VOF moeten worden toegerekend, en vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond en kent belanghebbende een vergoeding van de proceskosten toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00355
uitspraakdatum: 19 december 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2017, nummer AWB 15/5103, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Douane/Kantoor Nijmegen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 679.062. Tevens is bij beschikking € 23.201 aan belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende en zijn echtgenote [A] zijn de vennoten van [B] V.O.F. (hierna: de VOF). De VOF is sinds 2003 actief binnen de EU op het gebied van transport en logistiek. De VOF adviseert en bemiddelt voor personen en bedrijven die im- en exporteren in en vanuit de EU en goederen tussen lidstaten vervoeren. Met name werkt de VOF voor transporteurs vanuit andere lidstaten die vervoeren binnen de EU. De werkzaamheden worden in de praktijk uitsluitend verricht door belanghebbende.
2.2.
Op 27 november 2013 is de FIOD op verzoek van de Belastingdienst/Douane een onderzoek gestart naar de VOF en belanghebbende naar aanleiding van een onderschept transport van niet-veraccijnsde waterpijptabak, welk transport was vertrokken vanuit een door de VOF gehuurde loods in [C] . De Inspecteur heeft het Overzichtsproces-verbaal (hierna: OPV) van dit onderzoek van 25 maart 2014 overgelegd. De lading van het onderschepte transport maakte deel uit van een zending die in opdracht van [D] (hierna: [D] ) van [E] Ltd. in Turkije (hierna: [E] ), vanuit de Verenigde Arabische Emiraten via Moskou (Russische Federatie) en Vilnius (Litouwen) is vervoerd en die is opgeslagen in een door de VOF gehuurde loods in [C] . De goederen zijn door twee uit Engeland overgekomen medewerkers van [D] omgepakt en naar verschillende adressen in Nederland en Engeland verzonden. Op de dag waarop het onderzoek is gestart is een tweede zending goederen bij de loods aangekomen en gelost. Bij de doorzoeking door de FIOD op 27 november 2013 zijn in de loods in [C] delen van de summiere aangiften van de goederen in Vilnius aangetroffen met daarop de vermelding “Tabakas”. In totaal zijn 4.644 kg waterpijptabak, 3.099 stuks merkvervalste parfums en 7.000 pakjes van 20 stuks sigaretten in beslag genomen.
2.3.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de Inspecteur zowel aan belanghebbende als aan de VOF een naheffingsaanslag accijns opgelegd ten bedrage van € 679.062. Tevens heeft de Inspecteur zowel aan belanghebbende als aan de VOF bij beschikking een bedrag van € 23.201 aan belastingrechte in rekening gebracht.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag en de beschikking terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. Niet is in geschil dat de goederen niet veraccijnsd waren.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat de VOF het huurcontract voor de loods in [C] had gesloten en dat hij alle werkzaamheden op naam en voor rekening van de VOF heeft verricht. De Inspecteur heeft deze verklaring niet weersproken. Dit betekent dat alle feitelijke handelingen die belanghebbende met betrekking tot de zendingen heeft verricht, aan de VOF dienen te worden toegerekend. Dit geldt ook voor het eventuele nalaten aan de zijde van belanghebbende. Het Hof ziet hierin aanleiding de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag en beschikking belastingrente te vernietigen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 492 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting)  wegingsfactor 1  € 246 (bedrag 2017)), € 990 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 495 (bedrag 2017)) en € 990 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 495 (bedrag 2017)), ofwel in totaal op € 2.472. Gelet op de samenhang met de procedure van de VOF (nummer Hof 17/00354) kent het Hof de helft van dit bedrag toe aan de onderhavige procedure, zijnde € 1.236.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vernietigt de naheffingsaanslag,
– vernietigt de beschikking belastingrente,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.236,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 167 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 124 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. P.L.M. van Gorkom, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 19 december 2017 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 december 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.