In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bezwaar tegen een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2009 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van belanghebbende niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de gronden voor het bezwaar ontbraken. De Inspecteur had belanghebbende meerdere keren de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt.
De zaak is ontstaan na de oplegging van een aanslag Vpb voor het jaar 2009, waarbij een belastbaar bedrag van € 207.917 was vastgesteld. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de gronden ontbraken. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting werd besproken of de Inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Belanghebbende betoogde dat de belastingambtenaar die het bezwaar behandelde, bekend was met de gronden van het bezwaar door eerdere betrokkenheid bij een vaststellingsovereenkomst. Het Hof oordeelde echter dat de gronden van het bezwaar niet duidelijk waren en dat de Inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.