ECLI:NL:GHARL:2017:1119

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.165.677
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • J.J. Lammers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 1 december 2014, waarbij het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie gegrond werd verklaard en de inleidende beschikking werd vernietigd. De kantonrechter wees ook het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten af. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.

De zaak is behandeld op 31 januari 2017, waarbij de betrokkene werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de advocaat-generaal J.J. Lammers aanwezig was. Het hof oordeelt dat het hoger beroep in beginsel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de kantonrechter de inleidende beschikking heeft vernietigd, waardoor er geen administratieve sanctie meer bestaat. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter aangevoerd dat er sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, wat een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt.

Het hof concludeert dat het beginsel van hoor en wederhoor is nageleefd, aangezien de betrokkene op de zitting van de kantonrechter is verschenen en het woord heeft gevoerd. De stelling van de gemachtigde dat de kantonrechter specifieke vragen had moeten stellen, vindt geen steun in het recht. Het hof oordeelt dat de kantonrechter geen onjuiste beslissing heeft genomen met betrekking tot de proceskostenvergoeding, en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de gemachtigde niet als beroepsmatig rechtsbijstandsverlener kan worden aangemerkt.

Uitspraak

WAHV 200.165.677
14 februari 2017
CJIB 170215782
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 1 december 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
kantoorhoudende te [kantoorplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 januari 2017. De betrokkene is verschenen bij gemachtigde. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen J.J. Lammers.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien – voor zover hier van belang – de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. In deze zaak heeft de kantonrechter de inleidende beschikking vernietigd, zodat er niet langer een administratieve sanctie bestaat. Op grond hiervan dient het hoger beroep van de betrokkene in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene bepleit doorbreking van het appelverbod. Daartoe voert hij aan dat sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. De kantonrechter, die uit het aangevoerde en overgelegde kennelijk niet kon afleiden dat sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en daarom het verzoek om een proceskostenvergoeding heeft afgewezen, had volgens de gemachtigde op de zitting om verduidelijking hieromtrent moeten vragen bij de betrokkene. Volgens de gemachtigde is wel degelijk sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bovendien doet de beslissing van de kantonrechter geen recht aan het rechtvaardigheidsgevoel. De betrokkene is na langdurige procedures en met hulp van de gemachtigde in het gelijkgesteld door de kantonrechter. Dat de proceskosten nu voor haar rekening blijven, is onrechtvaardig. Verder merkt de betrokkene op dat van de zijde van het openbaar ministerie op de zitting van de kantonrechter het kostenverzoek niet is betwist.
3. De advocaat-generaal concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep in verband met het appelverbod.
4. Het hof is van oordeel dat wanneer een beroep wordt gedaan op schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en dit beroep gegrond moet worden geacht, doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, WAHV is gewettigd. Het beginsel van hoor en wederhoor is een zodanig fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging.
5. De onderhavige zaak is blijkens het proces-verbaal van de kantonrechter behandeld op een openbare zitting. De betrokkene is op deze zitting verschenen en heeft het woord gevoerd. Daarmee is aan het vereiste van hoor en wederhoor voldaan. De stelling van de gemachtigde dat het beginsel van hoor en wederhoor verder gaat en een verplichting inhoudt voor de kantonrechter om specifieke vragen te stellen, vindt geen steun in het recht.
Van schending van dit beginsel is dan ook geen sprake.
6. Dat de kantonrechter in de visie van de betrokkene een onjuiste beslissing zou hebben genomen op het verzoek om een proceskostenvergoeding, rechtvaardigt geen doorbreking van het appelverbod. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat brengt mee dat het hof aan een behandeling van hetgeen de gemachtigde overigens aan inhoudelijke argumenten heeft aangevoerd niet kan toekomen.
7. Nu het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet reeds daarom het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen. Ten overvloede overweegt het hof verder nog dat de gemachtigde, op basis van hetgeen hij hieromtrent naar voren heeft gebracht, niet als beroepsmatig rechtsbijstandsverlener in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan worden aangemerkt.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.