Uitspraak
kantoorhoudende te [kantoorplaats].
De beslissing van de kantonrechter
Beoordeling
Van schending van dit beginsel is dan ook geen sprake.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 1 december 2014, waarbij het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie gegrond werd verklaard en de inleidende beschikking werd vernietigd. De kantonrechter wees ook het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten af. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.
De zaak is behandeld op 31 januari 2017, waarbij de betrokkene werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de advocaat-generaal J.J. Lammers aanwezig was. Het hof oordeelt dat het hoger beroep in beginsel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de kantonrechter de inleidende beschikking heeft vernietigd, waardoor er geen administratieve sanctie meer bestaat. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter aangevoerd dat er sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, wat een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt.
Het hof concludeert dat het beginsel van hoor en wederhoor is nageleefd, aangezien de betrokkene op de zitting van de kantonrechter is verschenen en het woord heeft gevoerd. De stelling van de gemachtigde dat de kantonrechter specifieke vragen had moeten stellen, vindt geen steun in het recht. Het hof oordeelt dat de kantonrechter geen onjuiste beslissing heeft genomen met betrekking tot de proceskostenvergoeding, en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de gemachtigde niet als beroepsmatig rechtsbijstandsverlener kan worden aangemerkt.