ECLI:NL:GHARL:2017:11188

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
21-001856-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende mishandeling met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 30 uur wegens mishandeling van een medeleerling. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had op 9 december 2016 de aangeefster mishandeld door haar een klap tegen het gezicht te geven, na een periode van pesterijen door haar en haar vriendinnen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling, maar heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden waaronder deze plaatsvond. De verdachte had te maken met langdurige pesterijen, wat heeft bijgedragen aan zijn reactie. Het hof heeft besloten om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, wat betekent dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf. Dit besluit is genomen met inachtneming van de jonge leeftijd van de verdachte, zijn positieve ontwikkeling na het voorval en het feit dat hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Het hof benadrukt dat de toepassing van artikel 9a terughoudend moet gebeuren en alleen in uitzonderlijke gevallen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001856-17
Uitspraak d.d.: 12 december 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 28 maart 2017 met parketnummer 16-253534-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P. van der Geest, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte door de kinderrechter -kort gezegd- veroordeeld tot voorwaardelijke een werkstraf van 30 uur, wegens mishandeling.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing ten aanzien van de strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 december 2016 te [plaats] [aangeefster] heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster] tegen het gezicht te slaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks9 december 2016 te [plaats] [aangeefster] heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster] tegen het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en of maatregel

In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 30 uur.
De advocaat-generaal heeft gevorderd toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, te weten schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
De raadsvrouw heeft eveneens verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door [aangeefster] een klap tegen het gezicht te geven. Het hof neemt dit verdachte kwalijk en is van oordeel dat geweld nimmer de oplossing is voor conflicten en dat verdachte zich had moeten beheersen. Het hof houdt echter rekening met de omstandigheden waaronder de mishandeling is gepleegd en heeft acht geslagen op de voor- en na geschiedenis van het feit.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte reeds weken voor het incident werd getreiterd. Zijn kluisje op school werd constant volgeplakt met kauwgom en snoep. Van vrienden vernam verdachte dat deze treiterijen van aangeefster en haar vriendinnen afkomstig waren. Verdachte heeft aangeefster daarop aangesproken. Dit liep echter uit de hand en verdachte heeft aangeefster toen een klap tegen haar gezicht gegeven. Vervolgens heeft aangeefster aangifte gedaan van mishandeling en is verdachte thuis door de politie aangehouden. Ook werd hij van school geschorst. Later volgde een gesprek tussen verdachte, aangeefster, hun ouders en een van de leraren, maar dit leidde niet tot een oplossing.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit jaar zijn eindexamen heeft behaald en inmiddels is begonnen aan een mbo-opleiding. Daarnaast heeft hij een bijbaan. Alles gaat goed en dit is tevens door zijn ouders bevestigd. Eveneens blijkt uit een mail van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 oktober 2017 dat verdachte niet hulpbehoevend is en dat er geen zorgen zijn over hem. Uit het uittreksel van justitiële documentatie is gebleken dat verdachte na dit feit niet nogmaals met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof stelt voorop dat met de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht terughoudend moet worden omgegaan en dat dit artikel alleen dient te worden toegepast in uitzonderlijke gevallen. Het hof is van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Verdachte heeft enige tijd vervelende pesterijen, waaraan aangeefster en haar vriendinnen hebben deelgenomen, moeten ondergaan. Weliswaar had verdachte als reactie daarop geen klap mogen uitdelen, maar de gevolgen daarvan zijn niet mis geweest. Hij is niet op het bureau van de politie uitgenodigd voor een verhoor, hetgeen bij een dergelijk incident, zeker als het een minderjarige betreft, gebruikelijk is, maar thuis gearresteerd. Bovendien is hij voor een periode van zijn school verwijderd. In een bijeenkomst met verdachte, aangeefster en hun ouders is de lucht niet geklaard, hetgeen niet zozeer de minderjarigen doch veeleer de volwassenen om hen heen valt toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat verdachte, gelet op het bovenstaande, reeds in aanzienlijke mate met de gevolgen van zijn handelen is geconfronteerd. Daarnaast betrekt het hof de jonge leeftijd van verdachte in zijn oordeel en, zoals hiervoor reeds opgemerkt, de omstandigheid dat hij na het gebeuren waarvoor hij nu terecht staat niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Met de advocaat-generaal en de advocaat van verdachte is het hof dan ook van oordeel dat toepassing kan worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. R. Krijger en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 12 december 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 december 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. Krijger, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.