3.13Aan het hof ligt derhalve thans in de onderhavige zaak met nummer 200.195.684 voor het door de man ingestelde principaal hoger beroep en het door de vrouw ingestelde incidenteel hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 februari 2015, alsmede de door partijen na verwijzing door de Hoge Raad gedane zelfstandige en aanvullende verzoeken. Het hof zal ten behoeve van de overzichtelijkheid de grieven en (aanvullende) verzoeken, voor zover nog relevant, hieronder weergeven.
De man heeft in zijn beroepschrift de volgende grieven geformuleerd:
I. ten onrechte is de rechtbank uitgegaan van een juist en legitiem raadsonderzoek (dat plaatsvond in het kader van een beschermingsonderzoek) en heeft zij op basis daarvan een beslissing betreffende de omgang van de man met [kind 1] genomen die strijdig is met haar beschikking van 23 april 2014;
II. ten onrechte is de rechtbank voorbijgegaan aan alle klachten van de man ten aanzien van het raadsonderzoek en heeft zij genegeerd dat dit onderzoek niet goed is uitgevoerd en dat de raad niet juist heeft gehandeld;
III. ten onrechte is de rechtbank met betrekking tot [kind 2] ervan uitgegaan dat:
- de ouders geen contactregeling konden/zijn overeen(ge)komen;
- de man (ondanks ontvoeringsgevaar) geen extra voorwaarden mag stellen aan het contact tussen de vrouw en [kind 2] ;
en heeft de rechtbank vervolgens een onveilige en onuitvoerbare omgangsregeling vastgesteld (gelet op de onmogelijkheid om de geldigheid van het [naam land] paspoort van de vrouw te controleren) met een dwangsom ten laste van de man, zonder te bepalen dat de omgang achter “slot en grendel” plaatsvindt en zonder stopzetting van de omgangsregeling tot 17 juni 2016 (op welke datum de geldigheid van het paspoort van [kind 2] verliep), waarbij de regeling bovendien nadien door de GI op onbekende wijze mocht worden ingevuld/aangepast;
IV. ten onrechte heeft de rechtbank ten aanzien van [kind 1] geoordeeld dat:
- vaststelling van een omgangsregeling met de man in strijd is met haar zwaarwegende belangen;
- de man omgang met [kind 1] moet worden ontzegd,
zulks omdat [kind 1] in ernstige mate is belast met de ex-partnerstrijd, er lange tijd geen omgang tussen de man en [kind 1] is geweest, [kind 1] aangeeft geen omgang te willen, de man geen opvoedersrol meer heeft en [kind 1] in een opvoedingssituatie leeft met een stiefvader en met contact met haar biologische vader [biologische vader] );
V. ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek van de man om een onderzoek ex artikel 810a Rv met betrekking tot [kind 1] afgewezen;
VI. ten onrechte gaat de rechtbank uit van talloze onjuiste feiten (pagina 69 en volgende van het beroepschrift), heeft zij vaststaande feiten genegeerd en geweigerd onderzoek te doen naar bepaalde punten;
VII. ten onrechte heeft de rechtbank de raad geen opdracht gegeven voor onderzoek naar
beidekinderen en heeft zij daarbij niet aan de raad toegelicht hoe de stukken en feiten uit het verleden moeten worden geduid;
VIII. ten onrechte heeft de rechtbank:
a. de man geen vervangende toestemming bij voorbaat gegeven voor alle beslissingen aangaande [kind 2] waarvoor de toestemming van de vrouw nodig is;
b. de vrouw niet verboden om [kind 2] zonder zijn toestemming mee te nemen naar een plaats buiten Nederland;
c. de vrouw niet verboden de [naam land] nationaliteit of een [naam land] paspoort voor [kind 2] aan te vragen;
d. de vrouw niet veroordeeld tot afgifte van het paspoort van [kind 2] aan de man;
e. de man geen vervangende toestemming gegeven voor aanvraag van een GBA-uittreksel van de vrouw en [kind 1] ;
f. het hoofdverblijf van [kind 2] niet bij de man bepaald.
Een en ander vormt de grondslag voor de - verkort weergegeven - verzoeken van de man tot vernietiging van de beschikking van 17 februari 2015 en tot:
A bepaling van het hoofdverblijf van [kind 2] bij de man op basis van de overeenkomst van partijen van 10 april 2013 en het verstrekken aan de raad van een opdracht tot onderzoek van de mogelijkheden voor een contactregeling tussen de vrouw en [kind 2] ;
B bepaling dat voor de duur van een jaar, respectievelijk tot en met 17 juni 2016 geen contactregeling tussen de vrouw en [kind 2] zal gelden;
C vaststelling van een omgangsregeling tussen de vrouw en [kind 2] zoals partijen die zelf d.d. 21 januari 2014 troffen, waarbij de omgang plaatsvindt achter slot en grendel, in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de man, op dinsdag en donderdag van 9.30 uur tot 11.30 uur, in de buurt van [woonplaats] , in een kindvriendelijke omgeving en niet op feest- en vakantiedagen;
D bepaling dat de man (voorlopig) vervangende toestemming heeft voor alle beslissingen ten aanzien van [kind 2] waarvoor de toestemming van de vrouw nodig is;
E bepaling dat de vrouw Nederland niet zonder toestemming van de man met [kind 2] mag verlaten (op straffe van lijfsdwang);
F bepaling dat de vrouw voor [kind 2] niet een [naam land] paspoort of de [naam land] nationaliteit mag aanvragen, op straffe van nietigheid;
G bepaling dat de vrouw het paspoort van [kind 2] (NS3006046) moet afgeven aan de man (op straffe van lijfsdwang);
H indien het hof vindt dat het raadsonderzoek (dat was stilgelegd) moet worden voltooid voordat toepassing van artikel 810a Rv in beeld komt: verstrekking van een specifieke opdracht aan de raad voor een onderzoek inzake de hoofdverblijfplaats van [kind 2] en een contactregeling ten aanzien van haar;
I vernietiging van de dwangsombeslissing van de rechtbank ten laste van de man;
J het onderzoek doen naar en meenemen in de beslissing van een achttal door de man op pagina’s 96/97 van zijn beroepschrift genoemde feiten;
K bepaling van het hoofdverblijf van [kind 1] bij de man, primair met veroordeling van de vrouw tot nakoming van de contactregeling met [kind 1] als vervat in de beslissing van 15 april 2013 en, subsidiair, met veroordeling van de vrouw tot nakoming van de vast te stellen contactregeling, een en ander met de bepaling dat de vrouw [kind 1] steeds moet afgeven aan de man (uit te voeren met behulp van de sterke arm en op straffe van lijfsdwang);
L vervangende toestemming aan de man om namens de vrouw GBA-uittreksels voor haar en/of [kind 1] aan te vragen, voor twee nader genoemde gevallen;
M indien het hof vindt dat het raadsonderzoek (dat was stilgelegd) moet worden voltooid voordat toepassing van artikel 810a Rv in beeld komt: verstrekking van een specifieke opdracht aan de raad inzake onderzoek naar de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en een contactregeling;
N het toestaan aan de man van een onderzoek ex artikel 810a Rv;
O (gedeeltelijke) vernietiging van de bestreden beschikking en het nemen van een beslissing zoals hof juist acht;
P veroordeling van de vrouw in de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, althans in de proceskosten (zie de brief van de man van 2 juli 2015);
alsmede de volgende aanvullende verzoeken van de man (d.d. 11 november 2016) tot:
Q primair:
- vaststelling van het eenhoofdig gezag over [kind 1] bij de man;
- vaststelling van het eenhoofdig gezag over [kind 2] bij de man;
en subsidiair:
- vaststelling van gezamenlijk gezag ten aanzien van [kind 2] en [kind 1] ;
- veroordeling van de vrouw tot nakoming van de beschikkingen van hof ‘s-Hertogenbosch van 18 juni 2015 (waar het betreft het recht van de man op omgang met [kind 1] ) en 23 juli 2015 en van het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2016, en daarom:
a. veroordeling van de vrouw tot onmiddellijke afgifte van [kind 2] aan de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom en/of lijfsdwang;
b. veroordeling van de vrouw om te starten met omgang op basis van de beschikking van 23 juli 2015, op straffe van verbeurte van een dwangsom en/of lijfsdwang;
c. ongeldig- of nietigverklaring van de GBA-inschrijving van [kind 2] te [woonplaats] / [woonplaats] en veroordeling van de vrouw tot medewerking aan uitschrijving aldaar/inschrijving van [kind 2] in [woonplaats] (gemeente Eersel), met vervangende toestemming aan de man zulks te doen als de vrouw in gebreke blijft;
d. ongeldig- of nietigverklaring van de schoolinschrijving van [kind 2] te [woonplaats] / [woonplaats] en veroordeling van de vrouw tot medewerking aan uitschrijving aldaar/inschrijving op [naam school] in [woonplaats] , met vervangende toestemming aan de man indien de vrouw in gebreke blijft;
e. ongeldig- of nietigverklaring van de inschrijving van [kind 2] bij een huisarts te [woonplaats] en veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de uitschrijving aldaar/inschrijving bij huisartsenpraktijk [woonplaats] te [woonplaats] , met vervangende toestemming aan de man indien de vrouw in gebreke blijft;
f. veroordeling van de vrouw tot afgifte van paspoort van [kind 2] (met het nummer [nummer] ) aan de man of de gemeente ter ongeldigmaking, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
g. veroordeling van de vrouw tot medewerking aan een psychologisch onderzoek/psychologische hulpverlening om een einde te maken aan haar afkeer van de man als basis voor haar omgangsweigerachtigheid, op straffe van een dwangsom;
h. verstrekking aan de bij beschikking van 18 juni 2015 door het hof ’s-Hertogenbosch benoemde bijzondere curator van de taak/opdracht de belangen van [kind 2] en [kind 1] (in rechte) te vertegenwoordigen;
- het ambtshalve uitspreken door het hof van een omgangs-ondertoezichtstelling voor [kind 1] ;
- veroordeling van de vrouw in alle kosten.
alsmede het aanvullend verzoek van de man (d.d. 1 december 2016) tot:
R onmiddellijke toewijzing van de verzoeken van de man d.d. 11 november 2016 inzake de nakoming door de vrouw van de beschikkingen van 23 juli 2015 en 8 juli 2016;
S bepaling van het hoofdverblijf van [kind 2] bij de man;
T afgifte van [kind 2] aan de man (met dwangmiddelen) bij wege van voorlopige voorziening.
De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om:
U te bepalen dat de man verplicht wordt om zich op een door SCJ te bepalen datum met [kind 2] bij het omgangshuis te melden voor intake en kennismaking, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V machtiging van haar om bij niet-nakoming van de door de rechtbank vastgelegde en door het hof bekrachtigde omgangsregeling de man in gijzeling te doen nemen voor de duur van de begeleide omgangsregeling bij SCJ;
W de man te veroordelen in de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, althans in de proceskosten.