ECLI:NL:GHARL:2017:11109

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
WAHV 200.184.594
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorplicht en motiveringsgebrek in administratief beroep bij de officier van justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 19 november 2015 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij niet was gemotiveerd waarom van het horen was afgezien. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak niet ingegaan op deze klacht, wat leidde tot een motiveringsgebrek in de beslissing.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gemachtigde in beroep bij de kantonrechter had aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte niet had gemotiveerd waarom van het horen was afgezien. Het hof oordeelt dat de kantonrechter niet verplicht is om op elk argument expliciet in te gaan, maar dat wel verwacht mag worden dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Aangezien de kantonrechter de klacht van de gemachtigde niet heeft behandeld, is de beslissing van de kantonrechter aangemerkt als een motiveringsgebrek.

Desondanks concludeert het hof dat de betrokkene niet benadeeld is door het ontbreken van de motivering van de officier van justitie. Dit is gebaseerd op artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een besluit ondanks schending van een rechtsregel in stand kan blijven als aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kantonrechter, maar verbetert de gronden van die beslissing. Het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten wordt afgewezen, omdat hij niet in het gelijk wordt gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.184.594
18 december 2017
CJIB 184131365
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 19 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde klaagt in hoger beroep over de motivering van de beslissingen van de kantonrechter en van de officier van justitie. In de beslissing op administratief beroep is ten onrechte niet vermeld waarom van het horen is afgezien. De kantonrechter is ten onrechte niet ingegaan op de klacht daarover.
2. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in beroep bij de kantonrechter heeft aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom van het horen is afgezien. De kantonrechter is niet op die beroepsgrond ingegaan. Hoewel de kantonrechter niet gehouden is om op ieder argument expliciet in te gaan, mag wel worden verwacht dat uit de beslissing blijkt dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Nu de kantonrechter de gemotiveerde klacht van de gemachtigde op dit punt onbesproken heeft gelaten, lijdt diens beslissing aan een motiveringsgebrek.
3. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in administratief beroep niet heeft verzocht om te worden gehoord. Gelet op artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behoefde de officier van justitie de gemachtigde daartoe dan ook geen gelegenheid te geven.
4. Artikel 7:26 van de Awb schrijft (onder meer) voor dat, wanneer met toepassing van artikel 7:17 Awb van het horen is afgezien, in de beslissing op het administratief beroep moet worden aangegeven op welke grond dat is gebeurd. De officier van justitie heeft in dit geval verzuimd dat te doen.
5. In artikel 6:22 van de Awb is bepaald dat een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand kan worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
6. Het hof acht aannemelijk geworden dat de betrokkene, doordat de officier van justitie in zijn beslissing niet heeft vermeld waarom van het horen is afgezien, niet is benadeeld. Gelet hierop heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter wordt daarom bevestigd. Vanwege het hiervoor vastgestelde motiveringsgebrek worden daarbij de gronden van die beslissing verbeterd.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.