ECLI:NL:GHARL:2017:11109
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Sekeris
- M. Huizenga
- Rechtspraak.nl
Hoorplicht en motiveringsgebrek in administratief beroep bij de officier van justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 19 november 2015 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij niet was gemotiveerd waarom van het horen was afgezien. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak niet ingegaan op deze klacht, wat leidde tot een motiveringsgebrek in de beslissing.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gemachtigde in beroep bij de kantonrechter had aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte niet had gemotiveerd waarom van het horen was afgezien. Het hof oordeelt dat de kantonrechter niet verplicht is om op elk argument expliciet in te gaan, maar dat wel verwacht mag worden dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Aangezien de kantonrechter de klacht van de gemachtigde niet heeft behandeld, is de beslissing van de kantonrechter aangemerkt als een motiveringsgebrek.
Desondanks concludeert het hof dat de betrokkene niet benadeeld is door het ontbreken van de motivering van de officier van justitie. Dit is gebaseerd op artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een besluit ondanks schending van een rechtsregel in stand kan blijven als aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kantonrechter, maar verbetert de gronden van die beslissing. Het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten wordt afgewezen, omdat hij niet in het gelijk wordt gesteld.