ECLI:NL:GHARL:2017:11103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
200.229.200/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wrakingsbeslissing van de rechtbank met ernstige vormverzuimen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een wrakingsbeslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Verzoekster heeft op 20 oktober 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.P. Claus, de behandelend rechter in een familierechtelijke procedure. De wrakingskamer van de rechtbank heeft op 16 november 2017 het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de gemachtigde van verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van een machtiging. Verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 14 december 2017 de zaak behandeld. De wrakingskamer oordeelt dat er sprake is van ernstige vormverzuimen in de procedure, waardoor het appelverbod doorbroken kan worden. De wrakingskamer van het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het wrakingsverzoek van verzoekster afgewezen. De wrakingskamer concludeert dat de gestelde onvolledigheid van het dossier geen grond biedt voor de vrees van verzoekster voor onpartijdigheid van mr. Claus. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof: 200.229.200/01
beslissing van 14 december 2017
inzake het hoger beroep d.d. 22 november 2017 tegen de beschikking van de rechtbank d.d. 16 november 2017 (zaaknummer/rekestnummer C/19/120710 / KG RK 17/235) betreffende het verzoek tot wraking d.d. 20 oktober 2017 gedaan door:
[verzoekster]
wonende te [Z] ,
verzoekster in het wrakingsincident,
gemachtigde: [A] (hierna: gemachtigde), wonende te [B] ,
waarbij het onderliggende wrakingsverzoek strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
mr. W.P. Claus
rechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen,
verweerder in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is een familierechtelijke procedure aanhangig waarbij verzoekster partij is. Binnen deze procedure zijn drie verschillende zaken of procedures te onderscheiden met elk hun eigen registratienummer, te weten 19/120083/ JE RK 17/355, 19/120107/ JE RK 17/360 en 19/120359/JE RK 17/397. Verzoekster heeft in deze procedure voornoemde [A] gemachtigd om haar te vertegenwoordigen. De behandeling van deze zaken stond – naar de wrakingskamer van het hof begrijpt – oorspronkelijk gepland voor de zitting van 17 oktober 2017 van mr. Veen, maar is naar aanleiding van eerdere wrakingsincidenten verplaatst naar de zitting van 30 oktober 2017 van mr. Claus, op welke datum de behandeling uiteindelijk evenmin doorgang heeft kunnen vinden.
1.2
Op 20 oktober 2017 heeft de gemachtigde een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van de op 30 oktober 2017 beoogd behandelend rechter, mr. Claus.
1.3
Blijkens de beschikking die is gevolgd op voornoemd wrakingsverzoek heeft mr. Claus medegedeeld niet in het wrakingsverzoek te berusten.
1.4
Dit wrakingsverzoek is ingeschreven onder zaaknummer/rekestnummer C/19/120710 / KG RK 17/235. Uit de stukken volgt dat dit wrakingsverzoek kennelijk op 24 oktober 2017 om 14.00 uur behandeld zou gaan worden. Dit is aan verzoeksters gemachtigde voor een eerste maal per fax medegedeeld op 23 oktober 2017 om 16.07 uur. In reactie hierop heeft de gemachtigde laten weten dat hij de fax gedeeltelijk en dus onleesbaar heeft ontvangen. Daarop is voornoemde mededeling een tweede maal, op 24 oktober 2017 om 8.20 uur, aan verzoeksters gemachtigde gefaxt, waarna de behandeling ter terechtzitting kennelijk om 14.00 uur heeft plaatsgevonden. Verzoekster, noch de gemachtigde zijn ter zitting verschenen. De gemachtigde heeft bij fax van 25 oktober 2017, 01.50.24 uur, bevestigd dat hij voornoemd faxbericht op 24 oktober 2017 om 23.00 uur ontvangen heeft.
1.5
Bij beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 16 november 2017 is de gemachtigde niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. Claus, nu de wrakingskamer niet bekend is met een machtiging van de gemachtigde door verzoekster.
1.6
Per fax van 22 november 2017 is ter griffie van het hof een beroepschrift ingekomen tegen de door de wrakingskamer genomen beschikking inzake de wraking van mr. Claus.
1.7
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat zich bij de stukken ook de overige beschikkingen van de rechtbank bevinden inzake de door gemachtigde gedane wrakingsverzoeken. Op 3 oktober 2017 heeft de gemachtigde namens verzoekster mr. Veen gewraakt. Bij beschikking van 13 oktober 2017 is verzoekster in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de gemachtigde op 16 oktober 2017 een tweede verzoek strekkende tot wraking van mr. Veen gedaan, welke wraking op 24 oktober 2017 om 13.30 uur behandeld zou worden. Op 20 oktober 2017 is echter een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingekomen. Dit verzoek is eveneens behandeld op 24 oktober 2017 om 13.30 uur, waarna de gemachtigde bij beschikking van 8 november 2017 niet-ontvankelijk is verklaard in het wrakingsverzoek. De gewraakte wrakingskamer heeft de behandeling van het wrakingsverzoek van mr. Veen kennelijk op 24 oktober 2017 om 13.30 uur wel doorgang laten vinden, waarna gemachtigde ook in dit verzoek niet-ontvankelijk is verklaard bij beschikking van 16 november 2017. Tegen alle drie deze beschikkingen is door de gemachtigde, namens verzoekster, appel ingesteld. In ieder van deze zaken afzonderlijk geeft het hof heden een beslissing.
1.8
De wrakingskamer van het hof heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de daarbij overgelegde stukken, alsmede van de beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank d.d. 16 november 2017 en de overige in het dossier aanwezige beschikkingen.
1.9
Het beroepschrift is ter zitting van 30 november 2017 behandeld door de wrakingskamer. Verzoekster is bij deze behandeling verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verzoekster en de gemachtigde hebben het beroepschrift mondeling toegelicht.

2.De beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

Standpunt van verzoekster

2.1
Verzoekster heeft in haar beroepschrift gesteld dat de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, in strijd heeft gehandeld met haar eigen wrakingsprotocol. In dit verband is namens verzoekster – in de kern – naar voren gebracht dat verzoekster ten onrechte niet uitgenodigd is voor de zitting van de wrakingskamer en verzoekster aldus niet gehoord is inzake haar verzoek tot wraking van mr. Claus.
Beoordeling
2.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vijfde lid Rv staat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel open. Dit is slechts anders indien de wrakingskamer de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel zodanig essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken. De omstandigheid dat een wrakingsverzoek is afgewezen, staat er niet aan in de weg dat de onpartijdigheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, in hogere instantie kan worden getoetst in het verband van een door of namens een procespartij in hogere instantie gedaan beroep op schending van het recht op behandeling door een onpartijdige rechter.
2.3
Uit de stukken volgt dat verzoekster wel is uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer die zou plaatsvinden op 24 oktober 2017 om 14.00 uur. Verzoeksters gemachtigde is hiervan voor het eerst op de hoogte gesteld per fax van 23 oktober 2017 om 16.08 uur, waarna de gemachtigde heeft aangegeven dit bericht kennelijk onleesbaar te hebben ontvangen. Op 24 oktober 2017 om 8.20 uur is hetzelfde bericht kennelijk nogmaals naar de gemachtigde gefaxt.
2.4
Het oproepen van [verzoekster] en haar gemachtigde 's morgens om 08:19 uur tegen de zitting van 14:00 uur op dezelfde dag bracht het aanmerkelijk risico mee dat die oproep hen niet tijdig zou bereiken. Van aanvullende inspanning van de kant van de rechtbank zich ervan te verzekeren dat die oproep hen wel degelijk had bereikt én dat [verzoekster] en haar gemachtigde in staat waren op zo korte termijn ter zitting te verschijnen is niets gebleken. Aldus is niet een reële mogelijkheid geboden ter zitting te verschijnen en gehoord te worden. Daarbij komt dat het in de ogen van de wrakingskamer bestaande verzuim van een machtiging zich voor herstel leende. Die herstelmogelijkheid is ten onrechte niet geboden. Ook daardoor is [verzoekster] de mogelijkheid ontnomen het wrakingsverzoek ter zitting toe te lichten. Beide tekortkomingen zijn aan te merken als zodanig essentiële vormverzuimen dat doorbreking van het appelverbod daardoor wordt gerechtvaardigd. De wrakingskamer van het hof zal verzoekster derhalve ontvangen in het ingestelde appel.
2.5
Nu verzoekster ontvankelijk is in haar hoger beroep, zal de wrakingskamer van het hof als appelrechter de zaak aan zich houden en ten gronde beoordelen.

3.De beslissing waarvan beroep

Standpunt van verzoekster

3.1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verzoekster in reactie op de inhoud van de beschikking van 16 november 2017 medegedeeld dat de gemachtigde door haar gemachtigd is om haar te vertegenwoordigen in alle procedures, inclusief de wrakingsprocedures.
Beoordeling
3.2
De eerste wrakingskamer van de rechtbank heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard omdat deze wrakingskamer kennelijk onbekend was met een machtiging waarin de gemachtigde wordt gemachtigd door verzoekster.
3.3
Voor zover een dergelijke machtiging vereist is, had de wrakingskamer van de rechtbank verzoekster en/of de gemachtigde de gelegenheid moeten bieden om dit verzuim te herstellen. Bovendien vermag de wrakingskamer van het hof niet in te zien hoe deze beslissing zich verhoudt tot de beschikking van 13 oktober 2017 waarin de machtiging van dezelfde gemachtigde in een wrakingsverzoek namens dezelfde verzoekster niet reeds strandt op deze grond.
3.4
Gelet op het voorgaande kan de beslissing van 16 november 2017 niet in stand blijven en zal de wrakingskamer van het hof deze vernietigen en opnieuw rechtdoen.

4.De inhoudelijke beoordeling van het verzoekDe gronden van het wrakingsverzoek

4.1
Verzoekster heeft aan haar oorspronkelijke wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de processtukken van de onderliggende familierechtelijke procedure onvolledig zijn. Hierdoor zou de behandeling van de zaken überhaupt geen doorgang mogen vinden, ook niet op 30 oktober 2017. Door toch de behandeling van de familierechtelijke procedure door te zetten, is gehandeld in strijd met het recht op een eerlijk proces.
Het standpunt van verweerder
4.2
Mr. Claus heeft aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten. De gestelde onvolledigheid van het dossier levert geen zwaarwegende reden op om te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Claus. Hiervan zou pas sprake kunnen zijn indien hij zou aangeven voornemens te zijn om op basis van dat (beweerdelijk onvolledige) dossier zijn beslissing te geven. Een dergelijke situatie is thans echter niet aan de orde is.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
4.3
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 Rv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
4.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
4.5
Vrees voor vooringenomenheid kan ontleend worden aan de inhoud van een rechterlijke beslissing, maar is in een dergelijk geval slechts objectief gerechtvaardigd indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval een beslissing is genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is aan te wijzen dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
4.6
De wrakingskamer stelt in dit verband voorop dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel, noch een pressiemiddel, kan zijn tegen de verzoekster of gemachtigde onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Slechts indien de door de rechter genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om op inhoudelijke gronden bij de rechter vooringenomenheid te vermoeden.
4.7
In het onderhavige geval heeft zich een dergelijke situatie niet voorgedaan. De onderliggende familierechtelijke procedure heeft op 17 oktober 2017 geen doorgang kunnen vinden ten gevolge van verzoeksters wrakingsverzoeken. Daarop is deze onderliggende zaak doorgepland naar een andere zitting, namelijk die van 30 oktober 2017. De wrakingskamer van het hof vermag niet in te zien welke aanwijzing het doorplannen van een zaak naar een nadere zitting oplevert voor vooringenomenheid van de rechter die met het doen van die zitting belast was, te weten mr. Claus. Het enkele feit dat het dossier in de ogen van verzoekster onvolledig is, biedt hiervoor onvoldoende grond. De beweerde onvolledigheid van het dossier is een onderwerp dat ter zitting aan de rechter kan worden voorgelegd.
4.8
De conclusie uit het voorgaande is dat het aangevoerde noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien met de overige omstandigheden van de onderhavige zaak, grond kan vormen voor wraking van mr. Claus, zodat de wrakingskamer het verzoek daartoe zal afwijzen.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
recht doende in hoger beroep,
  • vernietigt de beschikking waarvan beroep d.d. 16 november 2017 onder zaaknummer/rekestnummer C/19/120710 / KG RK 17/235;
  • wijst afhet verzoek strekkende tot wraking van mr. Claus.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, J.D.S.L. Bosch en J.J. Beswerda, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.E. van der Ploeg, in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.