In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 7 september 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. Dit gebeurde op 4 juli 2015 op de Spaarbankstraat te Rotterdam. De betrokkene erkent dat hij zijn voertuig op de betreffende locatie heeft geparkeerd, maar stelt dat hij bezig was met het laden en lossen van een wasmachine naar de eerste verdieping van een woning. Hij voerde aan dat hij op leeftijd is en het verplaatsen van de wasmachine enige tijd kostte.
Het gerechtshof heeft de zaak behandeld op 1 december 2017, waarbij de betrokkene niet aanwezig was. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de betrokkene. Het hof oordeelt dat de gedraging van de betrokkene in strijd is met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen verbiedt. Het hof stelt vast dat de betrokkene zijn voertuig langer heeft geparkeerd dan toegestaan, aangezien het verplaatsen van goederen naar de eerste verdieping niet kan worden aangemerkt als onmiddellijk laden of lossen.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep ongegrond. De betrokkene had kunnen kiezen om de wasmachine op het trottoir of in het portaal van het gebouw te plaatsen en zijn voertuig vervolgens te verplaatsen. De beslissing van de kantonrechter wordt derhalve bevestigd.