Met de hiervoor genoemde verdeling van verantwoordelijkheden strookt niet het betoog van [appellant X] dat vlak voor aanvang van de feestweek [geïntimeerde Y] hem mondeling opdracht heeft verstrekt om de hiervoor genoemde zaken tegen commerciële tarieven ter beschikking te stellen en tijdens de feestweek de vrijwilligers tegen marktconforme prijzen te voorzien van consumpties. [appellant X] was immers als ondernemer verantwoordelijk voor de organisatie van de festiviteiten. De kosten daarvan kwamen voor zijn rekening en risico, hetgeen te meer voor de hand lag nu hij zelf een cateringbedrijf dreef, waarvan ook onderdeel uitmaakte de verhuur van de materialen zoals die ten behoeve van de feestweek beschikbaar zijn gesteld. Dat onder die omstandigheden [geïntimeerde Y] tijdens de opbouw van de tent en gedurende de feestweek er plotseling mee zou hebben ingestemd dat hij kosten van “eigen materiaal” tegen commerciële prijzen bij haar in rekening zou brengen die niet tot haar verantwoordelijkheid behoorden, is dan ook niet waarschijnlijk. Tegen die achtergrond en de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde Y] is het hof ook van oordeel dat het drietal door [appellant X] ingebrachte verklaringen, waaronder twee vrijwel gelijkluidende verklaringen, van vrijwilligers een onvoldoende onderbouwing vormt van zijn stellingen. In de verklaring van [vrijwilliger 1] staat het volgende vermeld:
“ (…) Bij het vervoeren en opbouwen van de tent en andere materialen, zoals statafels en lange zgn. biertafels meerdere stroom verlenghaspels en verdeelblokken, gaf [appellant X] aan tegenover de aanwezige bestuursleden van de [geïntimeerde Y] , zijnde [bestuurslid 1] en [bestuurslid 2] , dat er voor deze materialen wel betaald moet worden. Waarop de voorzitter [bestuurslid 1] te kennen gaf aan [appellant X] dat als er kosten zijn die gemaakt worden door [Eetcafé X] hij deze kan declareren. Gedurende de feestweek waren erdoor [bestuurslid 1] van de [geïntimeerde Y] aan de vrijwilligers van [geïntimeerde Y] en aan de beveiliging snackbonnen uitgedeeld. Deze kon men dan bij [appellant X] zijn snack tent verzilveren, tijdens de feestweek waren er niet genoeg snackbonnen gemaakt en [bestuurslid 1] als zowel [bestuurslid 2] gaven toen aan [appellant X] dat hij de aantallen maar moest op schrijven. En deze dan ook kon declareren. (…)”.
De verklaring van [vrijwilliger 2] is vrijwel gelijkluidend aan die van [vrijwilliger 1] . In de verklaring van [vrijwilliger 3] staat onder meer het volgende:
“(…) De hand en span diensten bestonden uit onder andere het inrichten van de VIP tent, die zou worden voorzien van verlichting, tafels en stoelen, en hulp bij de verkoop van snacks. [appellant X] heeft direct aangegeven aan de heren van [geïntimeerde Y] dat daar wel een vergoeding moest worden door berekend. Waarop de heren [bestuurslid 2] en [bestuurslid 1] werd gezegd dat [appellant X] dit natuurlijk mag declareren. Ik heb tijdens de feestweek geholpen in de snacktenten heb daar snackbonnen ontvangen van de [geïntimeerde Y] , toen er niet genoeg bonnen waren zij de organisatie dat ik het gebruikte dan maar moest opschrijven en [appellant X] ze moest declareren na afloop. (…)”.
Nog daargelaten dat deze verklaringen weinig specifiek en grotendeels gelijkluidend zijn, blijkt uit deze verklaringen niet dat het [appellant X] werd toegestaan voor de ter beschikking gestelde zaken bij [geïntimeerde Y] bedragen in rekening te brengen, laat staan dat hij daarbij commerciële tarieven mocht hanteren. Ten hoogste zou hieruit kunnen blijken dat afgesproken is dat [appellant X] zijn extra (on)kosten mocht declareren. Feit is echter dat [appellant X] geen (on)kosten heeft gedeclareerd, maar een factuur heeft verstuurd voor de door hem ter beschikking gestelde zaken en etenswaren. De tarieven voor drank (consumpties) zijn door [appellant X] als een ‘gereduceerd tarief’ bestempeld (productie 5 bij memorie van grieven) maar niet is toegelicht of onderbouwd dat dit de ‘kosten’ betreft. Het betoog dat [appellant X] betaling van de factuur kan vorderen vanwege een toezegging dat hij (on)kosten mocht declareren, stuit reeds daarop af.