ECLI:NL:GHARL:2017:10905
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verstrekken van beelden van AVR-verhoren aan SBS door het openbaar ministerie en de schending van het ambtsgeheim
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een klacht van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagden, die als zaaksofficieren betrokken waren bij de verstrekking van audiovisuele registraties (AVR-verhoren) aan SBS. Klager, bijgestaan door zijn advocaten, stelde dat deze verstrekking een schending van het ambtsgeheim opleverde, zoals bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, en dat dit ook in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. Tijdens de behandeling in raadkamer op 10 november 2017 zijn de gemachtigden van klager en de beklaagden gehoord.
Het hof oordeelde dat er sprake was van geheime informatie en dat de beklaagden als geheimhoudingsplichtigen kunnen worden aangemerkt. De verstrekking van de AVR-verhoren aan SBS, die plaatsvond in het kader van een documentaire, werd als een schending van de geheimhoudingsplicht beschouwd. Het hof overwoog dat er geen gewichtiger belangen waren die een inbreuk op de geheimhoudingsplicht rechtvaardigden. Ondanks de media-aandacht voor de zaak en de beperkte duur van de getoonde beelden, woog het belang van geheimhouding zwaarder. Het hof concludeerde dat de officier van justitie in redelijkheid had kunnen besluiten om niet tot vervolging over te gaan, en wees het beklag van klager af.