Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellante] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Overijssel om [appellante] toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank had op 17 oktober 2017 het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. [appellante] is alleenstaand en heeft een minderjarig kind. Ze ontvangt een uitkering op basis van de Participatiewet en maakt sinds 26 juli 2016 gebruik van budgetbeheer van de Stadsbank Oost-Nederland. Haar totale schuldenlast bedraagt € 6.271,68, met onder andere schulden aan woningbouwvereniging St. Joseph Almelo, ENGIE en Bol.com. Het hof concludeert dat [appellante] in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoekschrift nieuwe schulden heeft gemaakt, terwijl ze al een substantiële schuldenlast had. Dit wijst erop dat ze niet te goeder trouw is geweest. Het hof heeft ook de mogelijkheid van toepassing van de hardheidsclausule overwogen, maar oordeelt dat de enkele omstandigheid dat [appellante] sinds anderhalf jaar gebruik maakt van budgetbeheer en haar financiële situatie sindsdien stabiel is, onvoldoende is om aan de vijfjaarstermijn voorbij te gaan. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.