In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging [X] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de loonheffingen is opgelegd over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010. De inspecteur van de Belastingdienst had de naheffingsaanslag verminderd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende, een opleidingsinstituut voor bouwberoepen, betwistte de correcties die in de naheffingsaanslag waren opgenomen voor de leergangen BBL-1 en BBL-2. Het Hof oordeelde dat de relatie tussen de leerlingen van de BBL-1 leergang en de belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een dienstverband, aangezien de leerlingen in de praktijk vooral leerdoelen nastreven en de stageovereenkomst geen aanwijzingen bevat dat de cao van toepassing is. Voor de BBL-2 leergang oordeelde het Hof dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leerlingen het vereiste startkwalificatieniveau missen. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de boete en bepaalde dat de inspecteur de proceskosten van de belanghebbende vergoedt. De uitspraak werd gedaan op 14 februari 2017.