In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 918, dat was opgelegd voor het tijdvak van 7 september 2014 tot en met 6 september 2015. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de boete gematigd tot € 91. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 7 november 2017 was de belanghebbende niet aanwezig, terwijl hij wel was uitgenodigd. De auto van de belanghebbende was op 10 augustus 2015 geparkeerd op een parkeerterrein dat feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. De Vereniging van Eigenaren had borden geplaatst die aangaven dat het parkeren door niet-bewoners niet was toegestaan. Het Hof oordeelde dat de auto van de belanghebbende op een gedeelte van het parkeerterrein stond dat als weg in de zin van de Wet op de motorrijtuigenbelasting moest worden aangemerkt, omdat het terrein feitelijk voor het openbaar verkeer openstond.
Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende gebruik had gemaakt van de weg terwijl zijn kenteken geschorst was. De boete van € 91 werd als passend en geboden beschouwd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.