Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De vader heeft de minderjarige erkend, maar de moeder is alleen belast met het gezag. De kinderrechter had eerder op 4 juli 2017 besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling, vanwege ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van het kind door de heftige strijd tussen de ouders. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met de stelling dat de ondertoezichtstelling niet kan bijdragen aan het oplossen van de problemen tussen haar en de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2017 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling waren ook vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de vader abusievelijk als belanghebbende was opgeroepen, maar dat hij geen gezag heeft en niet voor de verzorging van de minderjarige zorgt. Het hof heeft de vader als informant aangemerkt, omdat zijn verklaringen relevant zijn voor de zaak.
Het hof heeft de argumenten van de moeder en de raad voor de kinderbescherming overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige gerechtvaardigd is. De zorgen over de ontwikkeling van het kind zijn onderbouwd met concrete signalen van angst en gedragsproblemen. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de benodigde hulp te waarborgen en de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen.