ECLI:NL:GHARL:2017:10606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
200.191.787/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en inspanningsplicht van ouders in het belang van de kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of de ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen kunnen uitoefenen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft in een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, verzocht om gezamenlijk gezag. Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 20 december 2016, waarin een deskundigenonderzoek is gelast. De deskundige heeft op 17 juli 2017 een rapport opgesteld, waaruit blijkt dat de ouders in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren en dat de behoeften van de kinderen voorop staan. Ondanks enige meningsverschillen zijn de ouders in staat geweest om afspraken te maken over de zorg en opvoeding van de kinderen.

Het hof oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders is niet optimaal, maar er is een positieve ontwikkeling zichtbaar. De ouders hebben gezamenlijk afspraken gemaakt over belmomenten tussen de vader en de kinderen, wat de situatie ten goede komt. Het hof benadrukt dat de ouders een zware inspanningsplicht hebben om gezamenlijk gezag te blijven uitoefenen en dat zij zich moeten inzetten voor een constructieve communicatie.

Daarnaast heeft de moeder in hoger beroep verzocht om te bepalen dat de vader de kinderen ophaalt en terugbrengt naar Amsterdam. Het hof wijst dit verzoek af en stelt dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de zorgregeling. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het meer of anders verzochte af. De uitspraak is gedaan op 28 november 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.787/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/158137 / FA RK 15-1872)
beschikking van 28 november 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Jansen te Amsterdam,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.M.A. Arnoldus te Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 december 2016 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
In die tussenbeschikking heeft het hof een deskundigenonderzoek door middel van forensische mediation (ouderschapsonderzoek) gelast. De door het hof benoemde deskundige, de heer drs. [C] , heeft op 17 juli 2017 een schriftelijk deskundigenbericht opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- twee journaalberichten van mr. Arnoldus van 12 september 2017;
- een journaalbericht van mr. Jansen van 18 september 2017 met productie(s).
1.4
Beide partijen hebben aangegeven af te zien van een mondelinge behandeling, en hebben het hof verzocht de zaak verder op de stukken af te doen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 20 december 2016, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist. Aan de orde is allereerst de vraag of de beslissing van de rechtbank dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over [D] en [E] in stand kan blijven. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en heeft daartoe het volgende overwogen.
2.2
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.3
Van een afwijzingsgrond zoals hiervoor bedoeld is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de ouders in staat zijn om ieders rol ten aanzien van de kinderen te (willen) respecteren. Beide ouders vinden het verder van groot belang dat de behoeften van de kinderen op de eerste plaats komen. Ondanks enige meningsverschillen zijn de ouders in staat geweest om deze naar elkaar toe uit te spreken en constructief te bespreken. Zij zijn het op essentiële punten die de zorg en opvoeding van de kinderen betreffen eens geworden. Er is volgens de deskundige geen noodzaak om de andere ouder uit te sluiten van het gezag. Het hof is van oordeel dat de communicatie tussen de ouders weliswaar nog steeds niet optimaal verloopt, en ook de inzet van de forensisch mediator dit niet heeft kunnen oplossen, maar niettemin gebleken is dat partijen op constructieve wijze met elkaar in gesprek kunnen gaan. Zij zijn zelfs in staat geweest gezamenlijk afspraken te maken. Zo hebben de ouders ten aanzien van een belangrijk onderwerp, de belmomenten tussen de vader en de kinderen, met elkaar concrete afspraken gemaakt, die erop neerkomen dat de ouders zelf contact met elkaar opnemen en dit niet meer loopt via [D] . Ten opzichte van het verleden is een uitermate positieve ontwikkeling in gang gezet. Het is aan beide ouders om een (verdere) verbetering te bewerkstelligen. De deskundige heeft aangegeven dat de ouders mogelijk nog wat ondersteuning nodig hebben bij het op regelmatige basis bespreken van de zaken die het belang van de kinderen raken, vooral omdat de moeder heeft aangegeven niet persoonlijk met de vader in overleg te willen gaan. De ouders dienen zich naar het oordeel van het hof in het belang van de kinderen blijvend in te zetten voor het continueren van dergelijk overleg, al dan niet met ondersteuning. Als uitgangspunt geldt gezamenlijk gezag en op de ouders rust in deze een zware inspanningsplicht. Indien de moeder blokkades in de communicatie ervaart, is het aan haar om daar passende hulpverlening voor in te schakelen.
2.4
In dit verband merkt het hof op dat uit de gesprekken die de deskundige met de kinderen heeft gevoerd niet blijkt dat zij klem zitten tussen de ouders. De kinderen ervaren een warme band met ieder van de ouders. Door de afspraak aangaande de belcontacten tussen de ouders is [D] verlost van de verantwoordelijkheid hiervoor, waardoor zij minder wordt belast.
2.5
Voorts acht het hof relevant dat de afgelopen periode waarin sprake was van gezamenlijk gezag op adequate wijze is verlopen, hetgeen de moeder bij de deskundige heeft erkend. De stelling van de moeder dat de vader, indien hij mede met het gezag is belast, haar beslissingen zal willen dwarsbomen wordt niet ondersteund door de beschikbare feiten. Daarnaast staat in een uiterst geval de weg van artikel 1:253a BW open wanneer de vader een beslissing zou blokkeren die de moeder in het belang van de kinderen acht.
2.6
Ten slotte onderschrijft het hof de opmerking van de deskundige, dat de alledaagse realiteit meebrengt dat de kinderen het grootste deel van de tijd bij de moeder doorbrengen en dat dit betekent dat bij bepaalde (alledaagse) beslissingen de vader zal moeten volgen.
2.7
Vervolgens is aan de orde de vraag of het verzoek van de moeder in hoger beroep om te bepalen dat de vader de kinderen ophaalt en terugbrengt naar Amsterdam dient te worden toegewezen. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Als uitgangspunt geldt dat ieder van de ouders de helft van (de kosten van) het vervoer voor zijn/haar rekening neemt. Het hof ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat beide ouders, zoals ook nu het geval is, de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zorgregeling blijven dragen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling aan te vullen op de wijze zoals door de moeder in hoger beroep verzocht.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 16 februari 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, mr. A.W. Beversluis en mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en is op 28 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.