In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen partijen die op 21 juli 2014 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de echtscheiding werd uitgesproken zonder dat er een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan was overgelegd. De rechtbank had geoordeeld dat partijen zich onvoldoende hadden ingespannen om tot een gezamenlijk ouderschapsplan te komen. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn echtscheidingsverzoek. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en de bestreden beschikking te handhaven.
Het hof oordeelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat het ontbreken van een ouderschapsplan niet in de weg staat aan de echtscheiding. Het hof stelt vast dat partijen geen door hen beiden ondertekend ouderschapsplan hebben overgelegd en dat er geen reden is om af te wijken van de hoofdregel dat echtgenoten een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap hebben. De man heeft geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden aangevoerd die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.