ECLI:NL:GHARL:2017:10444

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
200.210.782/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskosten en incidentele memorie van eis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil dat eerder door de kantonrechter in de rechtbank Overijssel was behandeld. De appellant, wonende te [A], had in eerste aanleg geprocedeerd als eiser in conventie en verweerder in reconventie, terwijl de geïntimeerde, wonende te [B], als gedaagde in conventie en eiser in reconventie was opgetreden. De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 14 februari 2017. De appellant heeft echter op 20 juni 2017 medegedeeld af te zien van het nemen van een memorie van grieven, wat de geïntimeerde de gelegenheid gaf om een incidentele memorie van eis in te dienen op 18 juli 2017. De appellant heeft geen grieven ingediend tegen het vonnis van 15 november 2016, en het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant verworpen moet worden omdat het bestreden vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. De incidentele memorie van eis van de geïntimeerde bevatte geen vordering in enig incident, maar vroeg om bekrachtiging van het bestreden vonnis. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant in het ongelijk is gesteld en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde, die zijn vastgesteld op € 313,- aan griffierecht en € 316,- aan advocaatkosten. Het hof heeft alle andere vorderingen afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.210.782/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 4907156 CV EXPL 16-2036)
arrest van 28 november 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] , gemeente De Wolden,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.F. Dirkzwager,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] , gemeente Steenwijkerland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. W.J.A. van Es.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
31 mei 2016 en 15 november 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 14 februari 2017;
- de mededeling op de rol van 20 juni 2017 dat [appellant] afziet van het nemen van een memorie van grieven;
- de incidentele memorie van eis van [geïntimeerde] d.d. 18 juli 2017 nadat hem op verzoek een termijn was verleend voor akte dan wel grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incident d.d. 26 september 2017.
2.2
Vervolgens hebben beide partijen de procesdossiers gefourneerd voor arrest.
In beide dossiers ontbreekt het in 2.1 als laatste genoemde processtuk. Het hof heeft daarvoor geput uit het griffiedossier.

2.De beoordeling

2.1
Nu [appellant] geen grieven heeft ingediend tegen het vonnis van 15 november 2016, waarvan hij in beroep is gekomen, en het bestreden vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, zal het hoger beroep van [appellant] worden verworpen.
2.2
De 'incidentele memorie van eis' van [geïntimeerde] bevat geen vordering in enig incident, geen wijziging van zijn oorspronkelijke eis in reconventie of (andere) grief in incidenteel hoger beroep. Er wordt slechts opgemerkt dat [appellant] geen grieven heeft ingediend en dat [geïntimeerde] daarom bekrachtiging van het bestreden vonnis wenst, althans dat [appellant] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep of diens hoger beroep ongegrond wordt verklaard, met veroordeling van [appellant] in de kosten met nakosten en wettelijke rente.
2.3
Namens [appellant] is vervolgens terecht aangevoerd dat het processtuk van [geïntimeerde] kennelijk uitsluitend is ingediend ter verhoging van de proceskosten.
Daarvoor is de gelegenheid om nog incidenteel hoger beroep in te stellen, nadat niet van grieven is gediend door de appellant, niet bedoeld.
2.4
Het hof beschouwt [appellant] als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij en zal hem veroordelen in de gebruikelijke kosten aan de zijde van geïntimeerde wanneer geen memorie van grieven is ingediend, te weten het griffierecht (€ 313,-) en ½ punt, tarief I voor salaris advocaat volgens liquidatietarief (€ 316,-). Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

3.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellant] ;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan dit arrest vast op € 313,- aan griffierecht en op € 316,- aan kosten advocaat volgens liquidatietarief;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. J.H. Kuiper en mr. M.M.A. Wind en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
28 november 2017.