ECLI:NL:GHARL:2017:1040

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.163.563
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 november 2014 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 87,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 12 km/u. Dit vond plaats op 30 augustus 2013 om 21:28 uur op de A2 te Baambrugge. De betrokkene betwistte de opgelegde sanctie en stelde dat de maximumsnelheid op dat moment 130 km/u was, omdat er een onderbord met de tekst '06-19' onder het verkeersbord stond, wat zou betekenen dat de snelheidslimiet tijdelijk was verhoogd.

Het gerechtshof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld en vastgesteld dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat er op het moment van de overtreding een flexibele snelheidslimiet gold. Het hof oordeelde dat de enkele stelling van de betrokkene niet voldoende was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De officier van justitie had de beroepsgronden van de betrokkene afdoende weerlegd en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter.

Het hof concludeert dat de betrokkene niet ontkent dat hij met de gemeten snelheid heeft gereden en dat de beslissing van de kantonrechter terecht ongegrond is verklaard. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.163.563
13 februari 2017
CJIB 175276466
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 november 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 87,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen met 12 km/u (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 augustus 2013 om 21:28 uur op de A2 (trajectcontrole links) te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De betrokkene ontkent niet dat hij op voormelde datum en tijd met de gemeten snelheid heeft gereden, maar betwist dat de maximumsnelheid op dat moment 100 km/u was. Onder het verkeersbord waarop 100 km/u wordt aangegeven, is een onderbord bevestigd met de tekst: ‘06-19’. De snelheidsmeting vond plaats om 21:28 uur, dus buiten het vermelde tijdvak. Op dat moment mocht dus 130 km/u worden gereden. De betrokkene heeft aangegeven dat hij bewijsmateriaal wenst te ontvangen waaruit blijkt dat ten tijde van de gedraging wel 100 km/u stond aangegeven. De kantonrechter had er niet voetstoots vanuit mogen gaan dat de bebording correct was. Er kunnen fouten zijn gemaakt bij de plaatsing en borden kunnen in het ongerede zijn geraakt. Bij iedere snelheidscontrole dient daarom een fysieke controle van de bebording plaats te vinden, aldus de betrokkene.
3. Een trajectcontrole houdt een permanente snelheidscontrole in van alle voertuigen die het traject passeren. Er is geen sprake van separate controles. Een controle van de bebording voor aanvang van elke snelheidscontrole, zoals de betrokkene suggereert, is dus niet mogelijk. Wel is vereist dat er met enige regelmaat een controle of schouw van de bebording wordt uitgevoerd, zodat in een concrete zaak met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de bebording conform de voorschriften is geplaatst (vgl. het arrest van het hof van 12 oktober 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats NL:ECLI:GHARL:2015:7637). In de onderhavige zaak wordt door de betrokkene de aanwezigheid van een bord met 100 km/u niet betwist, maar wordt gesteld dat dit bord in combinatie met een onderbord was geplaatst waarop een flexibele limiet stond aangeduid.
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer in dat met het voertuig van de betrokkene op voormelde datum, tijd en plaats met een gecorrigeerde gemiddelde snelheid van 112 km/u is gereden, terwijl op dat traject een met een bord A1 aangegeven maximumsnelheid van 100 km/u van toepassing is.
6. Naar aanleiding van het betoog van de betrokkene heeft de officier van justitie in de beslissing op het beroep uitgelegd dat het traject waarop de meting plaatsvond (op welk traject hectometerpaal 39.7 is geplaatst) buiten het gebied met de flexibele snelheidslimiet valt. Op de pleeglocatie geldt 24 uur per dag een maximumsnelheid van 100 km/u.
7. Naar het oordeel van het hof heeft de officier van justitie met deze motivering de beroepsgronden afdoende weerlegd. De enkele stelling van de betrokkene dat ten tijde van de gedraging op het door hem afgelegde traject een flexibele snelheidslimiet gold, is onvoldoende om aan de andersluidende verklaring van de verbalisant op dit punt te twijfelen. De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat op dit traject, waar 24 uur per dag wordt gehandhaafd op een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, ten tijde van de gedraging een onderbord zou zijn geplaatst dat strijdig is met die maximumsnelheid. Van de officier van justitie kan – anders dan de betrokkene wil – niet worden gevergd dat hij aantoont dat het door de betrokkene gesuggereerde onderbord niet was geplaatst.
8. Nu de betrokkene niet ontkent dat hij op voormelde datum, tijd en plaats met de gemeten snelheid heeft gereden en het hof heeft vastgesteld dat aan de verklaring van de verbalisant met betrekking tot de maximumsnelheid aldaar niet behoeft te worden getwijfeld, is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
9. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal diens beslissing dan ook bevestigen.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.