In deze zaak gaat het om de beloning van de bewindvoerder voor aanvangswerkzaamheden, die in de bestreden beschikking door de kantonrechter was vastgesteld op € 389,50 exclusief btw. De kantonrechter had deze beloning met twee uur verminderd omdat de bewindvoerder niet op de instellingszitting was verschenen. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat hij wel op het aangegeven tijdstip aanwezig was, maar dat de zitting eerder was begonnen dan in de oproepingsbrief was aangegeven. Dit heeft geleid tot een onjuist oordeel van de kantonrechter. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het de beslissing over de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden betreft en de beloning vastgesteld op € 519,40 exclusief btw. De overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 augustus 2017, waarbij de bewindvoerder en zijn advocaat aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken en verklaringen die door de bewindvoerder zijn ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt. De beslissing van het hof is op 23 november 2017 in het openbaar uitgesproken.