Uitspraak
in eerste aanleg: verweerster,
in eerste aanleg: verzoeker,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de aanvullende producties 1 en 2 die [verzoekster] bij V-6 formulier d.d. 10 oktober 2017 aan het COA en het hof heeft doen toekomen;
primair:het COA te veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen met terugwerkende kracht vanaf 7 april 2017, althans vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen moment, onder toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 7:683, vierde lid, juncto artikel 7:682, zesde lid, BW;
3.De feiten
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
ernstigverwijtbaar handelen (grond 2 en grond 3), zodat aan haar wel een transitievergoeding toekomt, terwijl ook rekening had moeten worden gehouden met de opzegtermijn;
ernstigverwijtbaar is. Het is zelfs strafrechtelijk gesanctioneerd. Dat het COA de kwestie van het Nijntje huis hoog opnam, blijkt ook uit het feit dat het COA meteen op 20 oktober 2016 aangifte van verduistering in dienstbetrekking heeft gedaan tegen [verzoekster] . De verwijtbaarheid wordt naar het oordeel van het hof niet minder ernstig doordat het COA op de - op 19 oktober 2016 uiteindelijk door [verzoekster] toegegeven - diefstal heeft gereageerd door een onderzoek in te stellen en in het kader daarvan veel van [verzoekster] ’ collega’s te bevragen. Het COA heeft tijdens de behandeling in hoger beroep verklaard dat zij zorgvuldig te werk wenste te gaan. Dat het COA de omstandigheden waaronder de verduistering had plaatsgevonden wilde onderzoeken, komt het hof op zich begrijpelijk voor. Hoewel bij de omvang van dit onderzoek vraagtekens kunnen worden geplaatst (het onderzoek strekte zich niet alleen uit tot de verduistering, maar betrof ook de houding van [verzoekster] tegenover haar collega’s en de bewoners; het hof ziet voorts niet goed hoe het bevragen van alle collega’s duidelijkheid zou geven over de geestestoestand van [verzoekster] en meer in het bijzonder of zij in een vlaag van verstandsverbijstering heeft gehandeld, terwijl het COA in het bijzonder daar onderzoek naar wilde doen, zo verklaarde zij ter zitting; het hof ziet evenmin wat de toegevoegde waarde is van het bevragen van collega’s - die over de diefstal niets kunnen verklaren - betreffende hun samenwerking met [verzoekster] ). Dat alles doet echter niet af aan het karakter van de verduistering an sich. Deze wijze van onderzoek - wat daar ook van zij - doet evenmin af aan de ernst van de verwijtbaarheid van het handelen van [verzoekster] . Uit het onderzoek zijn ook geen omstandigheden naar voren gekomen die de vertrouwensband tussen het COA en [verzoekster] in enigerlei mate hebben hersteld.
onaanvaardbaar.Ook kan het hof zich vinden in het feit dat de kantonrechter geen rekening heeft gehouden met een opzegtermijn. Het COA heeft er voor gekozen om [verzoekster] niet op staande voet te ontslaan maar een ontbindingsprocedure te starten. Daardoor heeft [verzoekster] tot 7 april 2017, de datum van de bestreden beschikking, nog loon ontvangen. Onder die omstandigheden kon de kantonrechter per direct ontbinden.